Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Reglement van 31 januari 2007 betreffende de aan procedures verbonden regels van confraterniteit
Het Hof van Cassatie spreekt zich in zijn arrest van 20 februari 2009 uit over de vordering tot nietigverklaring van de artikelen 13 en 14 van het OVB-reglement betreffende de aan procedures verbonden regels van confraterniteit.
Rolnummer: C.07.0237.N/1
Artikel 13 bepaalt dat de advocaat voorafgaand toelating moet vragen aan de stafhouder wanneer hij een rechtsvordering wil inleiden, een strafklacht wil indienen of bewarende maatregelen wil nemen tegen een confrater.
Dezelfde verplichting geldt voor de advocaat die de belangen van een rechtzoekende wenst te behartigen die zonder advocaat reeds een klacht heeft ingediend of een rechtsvordering heeft ingeleid tegen een advocaat.
De toelatingsvereiste geldt niet voor vorderingen tegen een advocaat in zijn hoedanigheid van gerechtelijk mandataris, tenzij zijn aansprakelijkheid in het gedrang wordt gebracht.
Volgens het Hof van Cassatie beperkt de vereiste toelating van de stafhouder de toegang tot het gerecht, omdat de rechtzoekende kan stuiten op een weigering van de stafhouder de procedure te laten inleiden of voortzetten door zijn gekozen advocaat. De toelatingsvoorwaarde is kennelijk onevenredig met de bevoegdheid van de Orde van Vlaamse Balies om de eer, de rechten en de gemeenschappelijke beroepsbelangen van haar leden te bewaken. Het Hof oordeelt dat deze doelstelling eveneens kan worden bereikt wanneer de advocaat de stafhouder met een redelijk voorafgaande termijn zou informeren over zijn intenties.
Het Hof van Cassatie vernietigt dan ook artikel 13 van het reglement.
Artikel 14 bepaalt dat enerzijds de advocaat die namens een cliënt een vordering heeft ingesteld tegen een confrater en anderzijds de betrokken advocaat hun respectieve stafhouders op de hoogte brengen van de uitspraak en van de gedwongen uitvoering.
Het Hof van Cassatie oordeelt dat de stafhouder enkel zijn tuchtrechtelijke opdracht kan uitvoeren wanneer hij op de hoogte is van deze gegevens. De verplichting laat dus toe dat de stafhouder waakt voor de eer, de rechten en de gemeenschappelijke beroepsbelangen van de leden van de OVB en dient derhalve een wettig doel.
De meldingsplicht geldt enkel voor advocaten (die gebonden zijn door het beroepsgeheim) en is enkel bestemd voor de stafhouder (eveneens gebonden door het beroepsgeheim) die de gegevens die hij aldus verneemt uitsluitend mag aanwenden om zijn tuchtrechtelijke opdracht uit te voeren.
Het Hof van Cassatie besluit dat de opgelegde verplichting geen onaanvaardbare inmenging in het privéleven van de betrokkene inhoudt.
Het Hof verwerpt dan ook de vordering tot vernietiging van artikel 14 van het reglement.