Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Rechtsplegingsvergoeding bij echtscheiding op basis van onherstelbare ontwrichting
Na prejudiciële vragen van de rechtbanken van eerste aanleg van Turnhout, Gent en Antwerpen deed het Grondwettelijk Hof op 21 oktober 2008 uitspraak over de tenlastelegging van de kosten van een echtscheiding op basis van onherstelbare ontwrichting.
Artikel 1258, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 26 van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding, schendt volgens het Hof de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Dit artikel bepaalt dat enkel bij de echtscheiding op grond van artikel 229, § 3 van het Burgerlijk Wetboek de kosten steeds ten laste gelegd worden van de eisende partij.
Rolnummer: 4381, 4425 en 4454
Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat die maatregel niet kan worden verantwoord door het feit dat enkel bij die toepassing de echtscheiding door de ene echtgenoot aan de andere zou worden opgedrongen, vermits dat ook in bepaalde andere gevallen met toepassing van paragraaf 1 van artikel 229 mogelijk is.
Bovendien kan de maatregel niet worden beschouwd als een financiële sanctie voor de echtgenoot die eenzijdig de echtscheiding vordert gelet op de doelstelling van de wetgever om een schuldloze echtscheiding in te voeren. De eisende partij in een echtscheiding kan immers niet worden verondersteld steeds de « schuldige » te zijn.
Het Grondwettelijk Hof besluit aldus dat het niet te verantwoorden is dat de kosten van dergelijke echtscheiding steeds ten laste van de eiser worden gelegd wanneer die de scheiding heeft aangevraagd op basis van meer dan één jaar feitelijke scheiding, terwijl die in andere gevallen onder beide ex-partners moeten worden verdeeld.