Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Recht op een eerlijke procesbewijsvoering
De appellant heeft met de betrokken werkgever een arbeidsovereenkomst gesloten voor een vertrouwensfunctie op een burgerluchthaven. De overeenkomst werd ontbonden omdat de voor deze functie vereiste verklaring van geen bezwaar niet werd afgegeven door de minister.
Rolnummer: 201010838/1/T1/H3
Verwijzend naar de Nederlandse Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en naar de Nederlandse Algemene wet bestuursrecht heeft de minister meegedeeld dat alleen de Raad van State kennis mag nemen van bepaalde door de minister aangeleverde stukken.
Daarmee komt de zaak in een spanningsveld te liggen. Aan de ene kant is er de staatsveiligheid, en aan de andere kant het recht op een eerlijke procesvoering(artikel 6 EVRM).
De rechtspraak van het EHRM stelt dat het recht op toegang tot de rechter geen absoluut recht is, en dat er een zekere beoordelingsvrijheid bestaat om bepaalde beperkingen toe te laten voor zover het recht op toegang tot de rechter niet uitgehold wordt, de gestelde beperkingen een rechtmatig doel dienen en aan de evenredigheidseis is voldaan. Zo kan volgens de Raad van State het belang van de staatsveiligheid een gerechtvaardigde grond zijn om de wederpartij kennisneming te onthouden van bewijsstukken waarvan de rechter wel kennisneemt.
Op basis van de EHRM-rechtspraak over artikel 6 EVRM en meer in het bijzonder over de openbaarmaking van bewijs, is een beperkte kennisneming slechts toelaatbaar wanneer aan volgende voorwaarden werd voldaan:
- De rechter moet bevoegd zijn en in de gelegenheid worden gesteld te onderzoeken en te beslissen of zo een beperkte kennisneming noodzakelijk en gerechtvaardigd is.
- De rechter moet daarbij een afweging maken tussen het belang van de staatsveiligheid enerzijds en het belang van de wederpartij bij kennisneming van het tegen haar ingebrachte bewijs anderzijds.
- Bij die afweging betrekt de rechter de aard van de zaak en de resterende mogelijkheden voor de wederpartij om, overeenkomstig de eisen van een procedure op tegenspraak en gelijkheid van proceskansen, zijn standpunt in het geding te bepalen en naar voren te brengen.
- Aan de hand van die afweging moet de rechter dan gemotiveerd beoordelen of de onthouding van kennisneming gerechtvaardigd is.
De Raad van State is van oordeel dat aan die eisen niet voldaan werd. Derhalve zal het onderzoek heropend worden en zal de Raad van State eerst de gerechtvaardigdheid van de onthouding van kennisneming van de stukken beoordelen. Mochten er voor die beperkte kennisneming geen gewichtige redenen zijn, dan zal de Raad van State de stukken terugzenden aan de minister. De minister zal in de gelegenheid worden gesteld zich te beraden of hij de stukken alsnog wil overleggen, ditmaal zonder het voorbehoud dat uitsluitend de Raad van State er kennis zal van mogen nemen. Pas daarna zal de Raad van State het geding zelf beoordelen.