Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Prejudiciële vraag over mogelijke discriminatie tussen gefailleerde en personen in coll schuldenregeling
Het Grondwettelijk Hof boog zich over de vraag of de ongelijke behandeling van enerzijds de gefailleerde en anderzijds de personen in collectieve schuldenregeling discrimineert.
De gefailleerde kan zich beroepen op art. 16, vierde lid Faillissementswet, waarin is opgenomen dat de vergoeding voor schade die aan de persoon is verbonden en die aan de gefailleerde toekomt uit onrechtmatige daad uitgesloten wordt uit het actief van het faillissement. Voor de persoon geplaatst onder collectieve schuldenregeling voorziet noch de wetgeving op de collectieve schuldenregeling noch enige andere wetgeving een dergelijke uitsluiting.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: 4301
In de procedure die aanleiding gaf tot de prejudiciële vraag heeft de schuldbemiddelaar van een echtpaar zich tot de beslagrechter gewend omtrent een betwisting nopens de inkomsten die toekomen aan de schuldbemiddeling. Het echtpaar was verwikkeld in een gerechtelijke procedure tot vergoeding van de schade geleden door het overlijden van hun kind en de moeder van de vrouw ten gevolge van een verkeersongeval. De schuldbemiddelaar was van oordeel dat alle inkomsten, ook de vergoedingen voor schade, aan de schuldbemiddeling toekomen. Het echtpaar betwistte dat en verwees naar art. 16, vierde lid Faillissementswet dat volgens hen op straffe van schending van het gelijkheidsbeginsel, eveneens moest worden toegepast in het kader van de schuldbemiddeling.
Het Grondwettelijk Hof erkent het verschil in behandeling wat betreft de omvang van respectievelijk het actief van het faillissement en de boedel van de collectieve schuldenregeling.
Bovendien is het Grondwettelijk Hof van oordeel dat, ondanks de objectieve verschillen die bestaan tussen het faillissement en de collectieve schuldenregeling, de persoon met een overmatige schuldenlast zich in een vergelijkbare situatie bevindt met die van de gefailleerde.
Het Grondwettelijk Hof besluit dan ook dat art. 1675/7, § 1, tweede lid van het Ger.W. discrimineert in zoverre het de vergoeding voor schade die aan de persoon is verbonden en die aan de schuldenaar toekomt uit onrechtmatige daad niet uitsluit uit de boedel waarmee rekening wordt gehouden bij de collectieve schuldenregeling.