Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Persoonlijke verschijning bij voorlopige hechtenis
Ingevolge een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van de Kamer van Inbeschuldigingstelling (K.I.) gewezen in het kader van de controle op de voorlopige hechtenis (artikels 21, 22 en 22bis Wet op de Voorlopige Hechtenis), velde het Hof van Cassatie voorliggend arrest van 9 juni 2010.
De voorlopig gehechte verdachte was op de zitting van de Kamer van Inbeschuldigingstelling niet persoonlijk verschenen. De K.I. oordeelde overeenkomstig art. 23, 2° Wet op de Voorlopige Hechtenis dat de voorlopige hechtenis van de betrokkene diende te worden gehandhaafd. Laatstvermeld artikel stipuleert: “(…) Indien de advocaat, regelmatig verwittigd, niet verschijnt of geen machtiging vraagt om zijn cliënt te vertegenwoordigen, kan uitspraak worden gedaan in afwezigheid van de verdachte en van zijn raadsman; hetzelfde geldt wanneer de verdachte weigert te verschijnen.”
Het Hof van Cassatie oordeelde bij arrest van 9 juni 2010 dat de verdachte, door het enkele feit dat hij niet persoonlijk is verschenen, niet het recht mag ontnomen worden om zich ter zitting te laten vertegenwoordigen door een raadsman.
Evenwel voegde het Hof in haar beoordeling eraan toe: “il n’est pas contraire à l’article 6.3, c, de la Convention de considérer, comme le fait l’arrêt attaqué, que le refus de l’inculpé de comparaître doit être motivé par lui ou par son conseil pour ouvrir le droit à la représentation subséquente à l’audience”.