Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Ontkenning van proceshandeling
Het hof van beroep in Gent sprak zich uit over de vraag in welke mate de procedure tot ontkenning van proceshandeling tegen de gerechtsdeurwaarder wegens keuze van woonplaats voor buitenlandse appelanten bij hun Belgische raadsman in de gedinginleidende dagvaarding toelaatbaar en gegrond was.
Rolnummer: 2008/AR/951
Artikel 848, eerste lid Ger. W. bepaalt dat "in geval een proceshandeling wordt verricht namens een persoon, buiten iedere wettelijke vertegenwoordiging, zonder dat die handeling, zelfs stilzwijgend, heeft gelast, toegelaten of bekrachtigd, hij de rechter kan verzoeken die handeling van onwaarde te verklaren".
Geïntimeerden vonden het verzoek tot ontkenning van proceshandeling niet toelaatbaar op grond van artikel 849 Ger.W. en stelden dat appellanten hun vordering ten laatste samen met het hoger beroep hadden moeten instellen. Appellanten meenden dat de termijn voor het instellen van hoger beroep niet verstreken was nu de betekening van het vonnis was gedaan op de plaats waar geen woonstkeuze werd gedaan.
Het hof oordeelt dat opdat het hoger beroep tijdig en dus toelaatbaar zou zijn, de ontkenning van de woonstkeuze toelaatbaar en gegrond verklaard moet zijn. De vordering tot ontkenning van een proceshandeling is evenwel een tussenvordering (art. 849, eerste lid Ger.W.). Opdat de tussenvordering toelaatbaar zou zijn, moet de hoofdvordering toelaatbaar zijn. In casu was de hoofdvordering, het hoger beroep, één dag te laat ingesteld en dus ontoelaatbaar.
Betreffende het mandaat voor de keuze van woonplaats oordeelt het hof dat het zelfs niet onredelijk is dat bij de verdediging van een buitenlandse cliënt het mandaat ad litem de woonplaatskeuze in België omvat.