Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Nieuw arrest Grondwettelijk Hof over het afstammingsrecht
Op 17 oktober 2013 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat artikel 330, § 1, vierde lid BW niet ongrondwettig is.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: 5517
Het Grondwettelijk Hof besloot op 17 oktober 2013 dat arikel 330, § 1, vierde lid BW niet ongrondwettig is.
Op grond van dat artikel moet de man die het vaderschap van het kind opeist zijn vordering instellen binnen het jaar nadat hij heeft ontdekt dat hij de vader van dat kind is.
De wetgever stelde de termijn van één jaar in om de rechtszekerheid en het definitieve karakter van de familiale relaties te waarborgen. Volgens het Grondwettelijk Hof is dat een legitieme doelstelling en is art. 330, § 1, vierde lid BW dan ook niet strijdig met de artikelen 22 en 22bis van de Grondwet in samenhang gelezen met artikel 8 EVRM.