Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Naamrecht bij adoptie doorstaat toets aan het gelijkheidsbeginsel
Voor het Grondwettelijk Hof stond de grondwettigheid van art. 356-2, § 1 BW ter discussie.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: 5134
Op grond van deze bepaling mag een samenwonend paar van verschillend geslacht bij partneradoptie niet kiezen wie van beiden zijn familienaam aan de geadopteerde zal geven. Een samenwonend paar van gelijk geslacht heeft deze keuzemogelijkheid wel (art. 356-2, § 2 BW).
Het Grondwettelijk Hof besluit dat deze verschillende behandeling geen schending uitmaakt van het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod op grond van volgende redenering.
De wetgever wil de familienaam op een eenvoudige en eenvormige wijze vaststellen, zodat die een zekere onveranderlijkheid heeft.
Het recht om zijn familienaam door te geven aan zijn kind is geen grondrecht, zodat de wetgever over een ruimere beoordelingsbevoegdheid beschikt.
Vervolgens verwijst het Hof naar het eerdere arrest nummer 161/2002 van 6 november 2002, waarbij de voorkeur voor de familienaam van de vader bij oorspronkelijke afstamming getoetst werd aan het gelijkheidsbeginsel (art. 335, § 1 BW). Naar mening van het Hof volstaat de opvatting dat in de huidige samenleving andere systemen voor de toekenning van de familienaam aan de doelstellingen van de naamgeving kunnen beantwoorden, niet om de huidige regeling als discriminatoir te beschouwen.
Met de volle adoptie wordt enerzijds de gelijkstelling met de oorspronkelijke afstammingsband nagestreefd en anderzijds de stabiliteit van de verwantschapsbanden en het gezin van de geadopteerde.
Voor adoptie door paren van gelijk geslacht, kon de wetgever de regels van de oorspronkelijke afstamming niet naar analogie toepassen, nu die afstammingsvorm niet openstaat voor gelijkslachtige paren. De wetgever moest dus een andere regeling voorzien. Gelet op de ruime keuzevrijheid van de wetgever in deze materie, is het gemaakte onderscheid tussen paren van verschillend dan wel gelijk geslacht niet discriminatoir.
De problematiek werd reeds eerder aangekaart door S. Eggermont, “De houdbaarheid van het Belgische naamrecht”, TPR 2009, 1804-1806, nrs. 54-56. Ook hij besluit tot het niet discriminatoire karakter van deze verschillende behandeling.