Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Minnelijke schikking in strafzaken: meer controle strafrechter vereist
Op 2 juni 2016 gaf het Grondwettelijk Hof aan dat een louter formele controle van de strafrechter op een minnelijke schikking in strafzaken niet kan volstaan. De onafhankelijkheid van de rechter en het recht op een eerlijk proces vereisen een gemotiveerde beslissing van het OM én een rechterlijke controle van de wettigheid en proportionaliteit van de schikking.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: 6158
De minnelijke schikking van artikel 216bis Sv. laat het Openbaar Ministerie (OM) onder de bij wet bepaalde voorwaarden toe de verdachte voor te stellen een geldsom te betalen in ruil voor het verval van de strafvordering. Sinds 2011 staat die mogelijkheid voor het OM ook open tijdens het gerechtelijk onderzoek of tijdens de fase ter terechtzitting (door Potpourri II wel beperkt tot de behandeling ten gronde in eerste aanleg).
Ook na het instellen van de strafvordering is een minnelijke schikking dus mogelijk. Dat leidde tot veel kritiek in de rechtsleer omdat het OM zo op de stoel van de strafrechter komt te zitten. De wetgever kent de strafrechter dan wel een formele, marginale controle toe op de tijdens de fase ter terechtzitting gesloten minnelijke schikking. Op prejudiciële vraag van de KI Gent, spreekt het Hof zich in haar arrest van 2 juni 2016 uit over de verzoenbaarheid van die beperkte rechterlijke controle en de discretionaire beslissingsmacht van het OM met het gelijkheidsbeginsel en de onafhankelijkheid van de rechter.
Geen probleem met principe minnelijke schikking
Het Grondwettelijk Hof erkent in de eerste plaats dat de mogelijkheid van het OM om een minnelijke schikking voor te stellen, past in het kader van het strafrechtelijk beleid (artikel 151 §1 GW). Binnen dat beleidskader, uitgewerkt in richtlijnen van de minister van Justitie, is het OM bevoegd om in concreto de opportuniteit van strafvervolging te beoordelen. Die vrijheid is op zich niet onverenigbaar met het gelijkheidsbeginsel en de voorspelbaarheid van de strafrechtspleging, zelfs niet wanneer de strafvordering reeds is ingesteld.
Geen recht op minnelijke schikking
Het OM beslist discretionair dat al dan niet voor te stellen. De verdachte kan dat niet afdwingen en het OM moet zijn weigeringsbeslissing dan ook niet motiveren, noch voorleggen aan enige rechterlijke controle. Na weigering zal de strafvordering immers worden voortgezet en zal de zaak zo door de strafrechter worden behandeld.
Na instellen strafvordering: wel striktere controle rechter
Wanneer er een minnelijke schikking wordt afgesloten na het instellen van de strafvordering stelt het Grondwettelijk Hof wel striktere voorwaarden wat betreft de motivering van de beslissing tot minnelijke schikking én op de rechterlijke controle.
- tijdens het gerechtelijk onderzoek: de onderzoeksrechter kan de minnelijke schikking niet verhinderen. Het zijn de raadkamer en de KI die moeten controleren of aan de wettelijke voorwaarden van de minnelijke schikking is voldaan
- tijdens de vonnisfase: de formele rechterlijke controle die de wet nu bepaalt, volstaat niet voor het Hof. Het Hof verlangt daarentegen een doorgedreven rechterlijke controle op de wettigheid van de minnelijke schikking én een inhoudelijke controle van de proportionaliteit van die minnelijke schikking en de overeengekomen ‘straf’.
Die uitgebreidere rechterlijke controle betekent ook dat het OM zijn beslissing tot minnelijke schikking uitgebreider moet motiveren.
Gevolgen van het arrest?
Op zich kant het Grondwettelijk Hof zich dus niet tegen het principe van de minnelijke schikking, ook niet na het instellen van de strafvordering. Het Hof benadrukt ook de vrijheid van het OM dat al of niet voor te stellen, zonder dat de verdachte dit kan afdwingen. Het staat het OM dus steeds vrij te weigeren een minnelijke schikking voor te stellen, zonder enige rechterlijke controle.
Het Grondwettelijk Hof verstrengt enkel en alleen de voorwaarden indien er wél wordt besloten tot een minnelijke schikking tijdens het gerechtelijk onderzoek of tijdens de fase ter terechtzitting. Dan moet die beslissing worden gemotiveerd én moet de raadkamer, KI of strafrechter zowel een formele als een inhoudelijke controle doorvoeren, net zoals dat nu ook het geval is bij de vereenvoudigde afhandeling na erkenning van schuld – artikel 216Sv., ingevoerd door PPII.
Het Grondwettelijk Hof handhaaft de gevolgen van de bepaling wel tot de publicatie van het arrest in het Belgisch Staatsblad. Er wordt dus niet geraakt aan reeds bekrachtigde schikkingen voor die datum! In de Commissie Justitie gaf de minister van Justitie gisteren aan dat reeds betaalde minnelijke schikkingen daarom snel zullen moeten worden bekrachtigd...
De minister kondigde ook aan dat er een wetgevende correctie in Potpourri IV zal staan.