Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Langverwacht arrest Grondwettelijk Hof verwerpt beroep tot vernietiging OVB in btw-zaak
In zijn langverwacht arrest 27/2017 van 23 februari 2017 heeft het Grondwettelijk Hof de beroepen tot vernietiging van artikel 60 van de wet van 30 juli 2013 houdende diverse bepalingen door de OVB en andere partijen volledig verworpen. Het Hof meent dat er geen schending van het recht op toegang tot de rechter is en dat er evenmin een schending van het beroepsgeheim van advocaten is.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: 5741, 5825, 5832 en 5833
In zijn langverwacht arrest 27/2017 van 23 februari 2017 heeft het Grondwettelijk Hof de beroepen tot vernietiging van artikel 60 van de wet van 30 juli 2013 houdende diverse bepalingen volledig verworpen. Het Hof meent dat er geen schending van het recht op toegang tot de rechter is en dat er evenmin een schending van het beroepsgeheim van advocaten is.
Voorgeschiedenis
In het voorjaar van 2014 diende de OVB een beroep tot nietigverklaring in tegen de artikelen 60 en 61 van de wet van 30 juli 2013 houdende diverse bepalingen, waardoor de btw-vrijstelling voor advocaten vanaf 1 januari 2014 werd afgeschaft. Via een verwijzingsarrest van 13 november 2014 stelde het Grondwettelijk Hof enkele prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie, die door dat Hof werden beantwoord in een arrest van 28 juli 2016. Na dat arrest werd de Belgische regering door de Europese Commissie formeel in gebreke gesteld en besliste de minister van Financiën om de prestaties die door advocaten worden verricht in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand in de toekomst aan het normale btw-tarief van 21 % te onderwerpen.
Verwerping eerste middel OVB: geen schending van het recht op toegang tot de rechter
Met verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie meent het Grondwettelijk Hof dat de afschaffing van de btw-vrijstelling op de diensten van advocaten het recht op toegang tot de rechter niet schendt:
B.16. Uit dat arrest volgt dat het Hof van Justitie van oordeel is dat de specifieke kosten die het gevolg zijn van de heffing van 21 % btw over de diensten van advocaten op zich geen afbreuk doen aan het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, aangezien « rechtzoekenden die geen recht op rechtsbijstand hebben, […] worden geacht te beschikken over middelen die volgens de relevante nationaalrechtelijke bepalingen toereikend zijn om toegang tot de rechter te verkrijgen door zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat » (punt 28). Het Hof is van oordeel dat die heffing « op zichzelf » geen « onoverkomelijk obstakel » vormt « voor de toegang tot de rechter » of « de uitoefening van de door de rechtsorde van de Unie verleende rechten niet praktisch onmogelijk of buitensporig moeilijk » maakt (punt 36). Het Hof wijst daarenboven erop dat het geldelijke voordeel verschaft aan btw-plichtige rechtzoekenden ten opzichte van niet-btw-plichtige rechtzoekenden geen afbreuk kan doen aan het procedurele evenwicht tussen de partijen (punt 43).
Het Grondwettelijk Hof vervolgt dat "de bestreden bepaling rechtstreeks aansluit bij de richtlijn 2006/112/EG, waarvan het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat zij niet strijdig is met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie" en ziet geen andere redenen om tot een ander besluit te komen over "de toetsing van de bestreden bepaling aan de aangevoerde grondwets- en verdragsbepalingen".
Desalniettemin erkent het Grondwettelijk Hof in de belangrijke overweging B.18 wel dat de afschaffing van de btw-vrijstelling de financiële last verbonden aan de rechten op een doeltreffende voorziening in rechte en van de wapengelijkheid heeft verzwaard. Het Grondwettelijk Hof roept de wetgever dan ook op om daarmee rekening te houden bij toekomstige maatregelen die een stijging van de kosten van de gerechtelijke procedures zouden beogen. In het bijzonder vraagt het Grondwettelijk Hof een passende invulling van het recht op rechtsbijstand, zodat rechtzoekenden zich kunnen laten vertegenwoordigen door een advocaat.
Onder dat voorbehoud verwerpt het Grondwettelijk Hof de door de partijen aangevoerde schending van het recht op toegang tot de rechter.
Verwerping tweede middel OVB: geen schending van het beroepsgeheim van advocaten
Ook op het tweede door de OVB aangevoerde middel heeft het Grondwettelijk Hof de OVB geen gelijk gegeven en volgt het de stelling van de Ministerraad dat het middel niet samenhangt met de bestreden bepalingen, maar het gevolg is van "de ontstentenis van voor de advocaten specifieke bepalingen in het BTW-Wetboek, die ertoe zouden strekken het beroepsgeheim van de advocaat te beschermen" (overweging B.22). Bijgevolg verwerpt het Grondwettelijk Hof ook dat middel en oordeelt het dat de afschaffing van de btw-vrijstelling uit zichzelf geen schending uitmaakt van het beroepsgeheim van advocaten.
Reactie OVB
De OVB betreurt uiteraard de verwerping van de beide middelen, maar begrijpt dat het Grondwettelijk Hof zich beweegt binnen de door het Hof van Justitie uitgezette krijtlijnen. De OVB ziet zich wel gesteund in de overweging B.18, waarin het Grondwettelijk Hof met zoveel woorden erkent dat de toegang tot de rechter in het gedrang komt door de combinatie van de afschaffing van de btw-vrijstelling met andere kosten en de wetgever vraagt om de gepaste maatregelen te nemen. Ook leest de OVB in overweging B.22 een krachtige aanmoediging aan de wetgever om het beroepsgeheim van de advocaat ook in het Wetboek btw te regelen.
Implementatie opheffing nultarief prestaties juridische eerste en tweedelijnsbijstand
Tot haar spijt kan de OVB op dit ogenblik nog geen verdere verduidelijking verschaffen over de concrete implementatie van de opheffing van het bijzonder nultarief voor de prestaties van de juridische eerste- en tweedelijnsbijstand. Het overleg dat de OVB en de OBFG daarover met de administratie en het kabinet Financiën voeren is thans nog volop aan de gang.