Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Kortere termijn hoger beroep tegen schadevergoeding in strafzaken dan in burgerlijke zaken
De termijn voor hoger beroep tegen een door de strafrechter opgelegde schadevergoeding is korter dan de termijn voor hoger beroep tegen die toekenning door de burgerlijke rechter. Het Grondwettelijk Hof oordeelde op 29 oktober 2015 dat daarbij geen sprake is van een schending van het gelijkheidsbeginsel.
Merve Köse
Dominique Dombret
Rolnummer: 6106
Een beklaagde werd door de correctionele rechtbank veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de burgerlijke partij. Tegen die burgerlijke bepalingen van dat vonnis stelde de beklaagde hoger beroep in na de termijn van 15 dagen, zoals bepaald in artikel 203 Sv. Op verzoek van de beklaagde, stelt het hof van beroep aan het Grondwettelijk Hof de prejudiciële vraag of er een probleem rijst met het gelijkheidsbeginsel omdat de beklaagde in de burgerlijke procedure voor dezelfde feiten een langere beroepstermijn zou hebben gehad. Het Grondwettelijk Hof gaat niet mee in die redenering.
Burgerlijke vordering voor strafrechter volgens regels Wetboek van Strafvordering
Wanneer iemand schade lijdt door een misdrijf kan hij kiezen of hij een burgerlijke vordering instelt voor de burgerlijke rechter of voor dezelfde rechter die de strafvordering behandelt (artikel 4 V.T.Sv.). Wanneer de burgerlijke vordering wordt ingesteld voor de strafrechter, wordt zij specifiek geregeld door de regels van het Wetboek van Strafvordering. Daaruit volgt dat er een termijn van 15 dagen na de uitspraak, gewezen op tegenspraak, geldt om hoger beroep aan te tekenen tegen de beslissing van de strafrechter over de vordering tot schadevergoeding (203 Sv.). In de burgerlijke procedure zou die termijn één maand na de betekening van de beslissing bedragen (1051, 1e lid Ger. W.).
Grondwettelijk Hof antwoordt ontkennend op de prejudiciële vraag
Het Grondwettelijk Hof benadrukt dat het verschil in behandeling met zulke vorderingen die voor de burgerlijke rechter worden ingesteld, berust op een objectief criterium: de aard van de rechtscolleges die zich moeten uitspreken.
- Pertinente maatregel met het oog op snelheid en algemeen belang van strafprocedure
De wetgever wou het hoger beroep tegen de beslissing van de strafrechter over de strafrechtelijke en de burgerrechtelijke aspecten op identieke wijze regelen, zodat zij gelijktijdig en zo spoedig mogelijk in hoger beroep kunnen worden behandeld.
- Geen onevenredige afbreuk recht op toegang tot de rechter
Het Hof meent dat er geen sprake is van een onevenredige afbreuk van het recht op toegang tot de rechter van de beklaagde. Artikel 203 Sv. is immers in duidelijke bewoordingen en voorzieningen opgesteld, zodat de beklaagde weet hoe en wanneer hij hoger beroep kan instellen. Aangezien het hoger beroep in strafzaken in eenvoudige vorm kan worden ingesteld, volstaat een termijn van 15 dagen om dat tijdig te doen.