Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Is er een verschil in behandeling tussen ten volle geadopteerde en niet-geadopteerde kinderen?
Ten aanzien van een meerderjarige die ten volle is geadopteerd en wiens afstamming van vaderszijde na de adoptie wordt vastgesteld ten aanzien van zijn overleden biologische vader, schenden de artikelen 350, 356-1, tweede lid, en 356-4 BW niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: 6638
In een arrest van 4 oktober 2018 werd het Grondwettelijk Hof gevraagd of art. 350 BW, art. 356-1, tweede lid BW en art. 356-4 BW de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden al dan niet in samenhang gelezen met art. 8 EVRM “doordat, « vermits volle adoptie in principe en onder voorbehoud van uitzonderingen in de rechtspraak onherroepelijk is », de vaststelling van de afstamming van een ten volle geadopteerd kind na die adoptie geen ander gevolg heeft dan dat de verbodsbepalingen inzake het huwelijk bedoeld in de artikelen 161 tot 164 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing worden terwijl de vaststelling van de afstamming van een niet-geadopteerd kind alle gevolgen inzake afstamming zoals bedoeld in artikel 334 van het Burgerlijk Wetboek doet ontstaan.”.
Prejudiciële vraag
De prejudiciële vraag betreft dus het verschil in behandeling tussen:
- ten volle geadopteerde kinderen voor wie de vaststelling van de afstamming van vaderszijde die overeenstemt met de biologische werkelijkheid, na volle adoptie, geen enkel gevolg heeft behoudens de huwelijksbeletselen inzake het huwelijk; en
- niet-geadopteerde kinderen voor wie de vaststelling van de afstamming van vaderszijde alle gevolgen inzake afstamming heeft, dus ook op erfrechtelijk vlak.
Voorliggende feiten
In casu was de eisende partij in 1966 geboren binnen het huwelijk van haar moeder en diens eerste echtgenoot. In 1977 wordt zij ten volle geadopteerd door de tweede echtgenoot van haar moeder. Vervolgens leidt de eisende partij in 2012 een procedure in tot vaststelling van haar afstamming ten aanzien van een andere (reeds overleden) man. Na een deskundigenonderzoek zegt de familierechtbank in 2014 voor recht dat de man in kwestie de vader is van de eisende partij.
Nadien ontstaat er discussie tussen de eisende partij enerzijds en het kind en de kleinkinderen van de man anderzijds over de gevolgen van de vaststelling van de afstamming van vaderszijde in het kader van de procedure tot vaststelling van de hoedanigheid van eisende partij als erfgenaam. De eisende partij meent dat ieder kind wiens afstamming is vastgesteld van zijn ouders moeten erven ongeacht de wijze waarop de afstamming is vastgesteld. De verwerende partijen, zijnde het kind en de kleinkinderen van de man in kwestie, menen daarentegen dat een afstammingsverklarting na de volle adoptie slechts een symbolische draagwijdte heeft en art. 350 BW alleen de toepassing van de verbodsbepalingen inzake het huwelijk tot gevolg heeft, met uitsluiting van elke erfgerechtigdheid.
Oordeel Grondwettelijk Hof
Volgens het Hof is het verschil in behandeling tussen beide categorieën kinderen redelijk verantwoord en wel om de volgende redenen:
“De omstandigheid dat de vaststelling van de afstamming van een ten volle geadopteerde ten aanzien van diens biologische vader na de volle adoptie geen gevolgen heeft op vermogensrechtelijk vlak en de principiële onherroepelijkheid van de volle adoptie hangen samen met de aard zelf van een volle adoptie, die berust op het beginsel van gelijkstelling van het adoptiekind in de adoptiefamilie volgens het model van de gewone afstamming. Een volle adoptie creëert een band die vergelijkbaar is met die van een afstamming en die de gevolgen van de oorspronkelijke afstammingsband tenietdoet, onder voorbehoud van de huwelijksbeletsels, en komt in de plaats ervan, onder meer op vermogensrechtelijk vlak.
De in het geding zijnde bepalingen doen niet op onevenredige wijze afbreuk aan de rechten van een ten volle geadopteerde aangezien deze, in zijn adoptiefamilie, over eenzelfde erfgerechtigdheid beschikt als de kinderen die zijn geboren uit de adoptant of uit de adoptanten.”
Aan dat besluit kan geen afbreuk worden gedaan door een toetsing aan art. 8 EVRM.
Bijgevolg schenden volgens het Hof de artikelen 350, 356-1, tweede lid, en 356-4 BW niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, ten aanzien van een meerderjarige die ten volle is geadopteerd en wiens afstamming van vaderszijde na de adoptie wordt vastgesteld ten aanzien van zijn overleden biologische vader.