Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur HvJ C-394/07, Marco Gambazzi v. DaimlerChrysler Canada Inc. en CIBC Mellon Trust Company, 2009
In een arrest van 2 april 2009 beantwoordt het Hof van Justitie een prejudiciële vraag gesteld door de Corte d’appello di Milano.
De High Court of Justice (van Engeland en Wales) heeft in het kader van een procedure tot het bekomen van schadevergoeding aan de verwerende partij, advocaat Gambazzi – die regelmatig voor de High Court is verschenen -, een voorlopig verbod opgelegd om over bepaalde goederen te beschikken (‘freezing order’). Daarnaast wordt hij gelast om informatie te verstrekken over bepaalde van zijn goederen en om documenten over te leggen (‘disclosure order’).
Omdat mr. Gambazzi de uit de ‘disclosure order’ voortvloeiende verplichtingen niet volledig is nagekomen heeft de High Court hem verboden om verder aan de procedure deel te nemen, tenzij hij binnen een bepaalde termijn aan zijn verplichting tot het verstrekken van informatie en documenten zou voldoen (‘unless order’).
Rolnummer: C-394/07
Mr. Gambazzi houdt vast aan zijn beroepsgeheim als advocaat en komt de opgelegde verplichtingen niet volledig na. De High Court acht hem schuldig aan ‘contempt of Court’ en sluit hem uit van de procedure (‘debarment’).
Bijgevolg doet de High Court in de procedure ten gronde uitspraak alsof mr. Gambazzi verstek heeft laten gaan en veroordeelt hem tot het betalen van een schadevergoeding.
De Corte d’appello di Milano heeft de beslissingen van de High Court uitvoerbaar verklaard in Italië.
Tegen die beslissing tekent mr. Gambazzi verzet aan. Hij meent dat de beslissingen van de High Court in Italië niet kunnen worden erkend omdat ze strijdig zijn met de openbare orde in de zin van artikel 27, punt 1 van het Executieverdrag, aangezien de rechten van de verdediging en het beginsel van hoor en wederhoor niet in acht zijn genomen.
De Corte d’appello di Milano stelt een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie. Zij wenst te vernemen of de rechter van de aangezochte staat, gelet op de openbare ordeclausule van artikel 27, punt 1 van het Executieverdrag, rekening kan houden met het feit dat de rechter van de staat van herkomst op de vordering van de verzoeker heeft beslist zonder de verweerder te horen, die regelmatig voor hem is verschenen, maar bij beschikking is uitgesloten omdat hij niet de verplichtingen is nagekomen die bij een eerdere beschikking in het kader van dezelfde procedure zijn opgelegd.
Het Hof van Justitie licht de algemene criteria toe op basis waarvan de verwijzende rechter dient te onderzoeken of er een kennelijke en buitensporige schending is van het recht om te worden gehoord.
Met betrekking tot de ‘disclosure order’ dient de verwijzende rechter na te gaan of en in hoeverre mr. Gambazzi de gelegenheid heeft gehad om vóór de vaststelling van de ‘disclosure order’ over de inhoud en de draagwijdte ervan te worden gehoord. De rechter moet tevens onderzoeken over welke rechtsmiddelen mr. Gambazzi beschikt na de vaststelling van deze ‘disclosure order’ om de wijziging of de intrekking ervan te vorderen. In dat verband moet worden bepaald of mr. Gambazzi de gelegenheid heeft gehad om alle feitelijke en juridische elementen naar voren te brengen die volgens hem zijn vordering konden schragen en of deze elementen ten gronde zijn onderzocht met volledige inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor, dan wel of hij slechts beperkte vragen heeft kunnen opwerpen.
Wat betreft de niet-uitvoering van de ‘disclosure order', dient de verwijzende rechter te onderzoeken of mr. Gambazzi zijn redenen hiervoor - met name het feit dat hij door het verstrekken van de informatie zijn beroepsgeheim als advocaat schendt en dus een strafbare handeling stelt - heeft kunnen aanvoeren in het kader van een contradictoire gerechtelijke procedure.
Met betrekking tot de ‘unless order’ moet de verwijzende rechter onderzoeken of mr. Gambazzi beschikt over procedurele waarborgen die hem daadwerkelijk de mogelijkheid bieden om de maatregel te betwisten.
Wat tot slot de beslissingen van de High Court betreft, waarbij deze heeft geoordeeld alsof mr. Gambazzi verstek heeft laten gaan, dient de verwijzende rechter na te gaan of de gegrondheid van de vorderingen in dat stadium of in een later stadium is onderzocht en of mr. Gambazzi de gelegenheid heeft gehad om zich hierover uit te spreken en of hij over rechtsmiddelen beschikt.
Na dit alles te hebben onderzocht, dient de verwijzende rechter deze verschillende elementen tegenover elkaar af te wegen en op basis hiervan te oordelen of de uitsluiting van mr. Gambazzi van de procedure in het licht van het door de High Court nagestreefde doel – met name een doeltreffende rechtsbedeling te verzekeren – een kennelijke en buitensporige schending vormt van zijn recht om te worden gehoord.
Bijgevolg wordt artikel 27, punt 1 van het Executieverdrag als volgt uitgelegd. De rechter van de aangezochte staat kan, gelet op de openbare ordeclausule van dit artikel, rekening houden met het feit dat de rechter van de staat van herkomst over de vordering heeft geoordeeld zonder de verweerder te horen, die regelmatig voor hem is verschenen, maar van de procedure is uitgesloten omdat hij niet de verplichtingen is nagekomen die bij een eerdere beslissing in het kader van dezelfde procedure zijn opgelegd, wanneer hij na een algemene beoordeling van de procedure en op basis van alle omstandigheden tot de conclusie komt dat die uitsluiting een kennelijke en buitensporige schending vormt van het recht om te worden gehoord.