Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Huiszoeking bij advocaten: schending van beroepsgeheim
Op 3 juli 2012 heeft het Europees Hof artikel 8 van het EVRM, dat betrekking heeft op het privé- en gezinsleven, geïnterpreteerd.
Rolnummer: 30457/06
Robathin is Oostenrijker en advocaat. In 2005 startte tegen hem en een aantal andere tot zijn cliëntenbestand behorende personen (verder aangeduid als R. en G.) een strafrechtelijk onderzoek wegens verdenking van diefstal, fraude en verduistering met verzwarende omstandigheden. In 2006 vaardigde de onderzoeksrechter een huiszoekingsbevel uit voor de kantoren van de klager. Het huiszoekingsbevel gaf toelating om documenten, persoonlijke computers en schijven, spaarboekjes, bankdocumenten, schenkingsakten en testamenten in het voordeel van Robathin en alle documenten betreffende R. en G. te doorzoeken. Robathin werd er van verdacht bij R. meubels, schilderijen en zilver voor een waarde van meer dan 50 000 euro te hebben weggenomen, G. er toe te hebben aangespoord om een overeenkomst voor een lening van 150 000 euro, die hij overigens nooit heeft ontvangen, te tekenen en van misbruik van zijn bevoegdheden die hem als advocaat door R. werden toegekend teneinde bankoverschrijvingen te doen en waardoor R. financieel nadeel van meer dan 50 000 euro leed.
Bij de huiszoeking waren de klager, zijn advocaat en een vertegenwoordiger van de Weense Orde van Advocaten aanwezig. De agenten doorzochten de computer en kopieerden alles op schijven. Volgens de vertegenwoordiger van de Weense Orde van Advocaten was dit buitensporig vermits het mogelijk was om via gerichte zoekcriteria enkel welbepaalde bestanden betreffende R. en G. te kopiëren. Alle CD’s/DVD’s werden aan de onderzoeksrechter overhandigd, die toelating verleende om alles te onderzoeken. De rechter stelde dat de advocaat zich niet op zijn beroepsgeheim kon beroepen vermits hij zelf verdachte was. De Weense Orde van Advocaten richtte zich tot de Procureur-Generaal opdat deze de nietigheid zou inroepen omdat het doorzoeken van de kantoren mogelijkerwijze een inbreuk op het beroepsgeheim van de advocaat zou kunnen vormen. Normalerwijze is beslag enkel mogelijk op specifieke op de zaak betrekking hebbende bestanden. Hetzelfde geldt voor elektronische data. Standaardsoftware maakt zoeken op namen perfect mogelijk. Deze zoekfunctie had de nodige bestanden getoond zodat er voor de politie geen enkele noodzaak was om ook andere bestanden te kopiëren, meer zelfs, dit werd beschouwd als onwettelijk. Er werd geen reden gegeven waarom onderzoek van enkel de gegevens betreffende R. en G. niet zou volstaan.
Robathin werd schuldig bevonden aan verduistering, maar niet aan de andere hem ten laste gelegde feiten. Hij werd veroordeeld tot drie jaar gevangenschap, waarvan twee jaar met uitstel. In 2010 werd de uitspraak bevestigd door het hof van beroep. Daarna verkreeg Robathin bewijsmateriaal dat ten tijde van het proces niet beschikbaar was en vroeg hij een heropening der debatten. Hij werd op 15 maart 2011 door de Weense rechtbank vrijgesproken.
Oostenrijkse wetgeving en beroepsgeheim van advocaten
Het meenemen van documenten is wettelijk gezien enkel mogelijk als er een redelijke verdenking is, de verdachte eerst werd verhoord, er een gemotiveerd huiszoekingsbevel is en de bewoner van de lokalen aanwezig is. De gegevens moeten in een door de rechtbank verzegelde envelop worden gestoken en worden gelabeld. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor elektronische data. Als de bezitter van de hardware zich verzet tegen het doorzoeken, moeten de gegevensdragers worden verzegeld en moet de rechtbank beslissen of onderzoek toegelaten is.
Advocaten zijn vrijgesteld van de verplichting te getuigen over informatie die ze ontvangen in de uitoefening van hun beroep. Het is gevestigde rechtspraak dat informatie die onder het beroepsgeheim valt niet mag worden in beslag genomen in een strafrechtelijk onderzoek.
Juridische argumenten
Aangevoerde schending van art. 8 EVRM
De advocaat is gebonden door het beroepsgeheim omtrent documenten die hij ontvangt in het kader van zijn beroep. Het principe van geheimhouding mag niet worden geschonden door inbeslagneming of door ondervraging van bedienden (als getuige). Alle gegevens omtrent R. en G. stonden op afzonderlijke bestanden zodat het doorzoeken van alle bestanden buiten alle proportie was. Het huiszoekingsbevel was zeer vaag.
De regering argumenteerde dat het beroepsgeheim de advocaat niet beschermt als de klacht tegen hem zelf is gericht. Om te bepalen wat al dan niet relevant is, moest alles in beslag worden genomen.
Het Hof stelt een inmenging in de briefwisseling van de klager vast. Het Hof oordeelt dat het onderzoek van alle elektronische documenten niet proportioneel is met de omstandigheden of niet “noodzakelijk in een democratische samenleving”. Het huiszoekingsbevel moet alleszins door een rechter worden uitgevaardigd; er moet een redelijke grond tot verdenking zijn; het huiszoekingsbevel moet beperkt zijn en de huiszoeking moet plaatsvinden in aanwezigheid van een onafhankelijk waarnemer. Het bevel tot huiszoeking was echter te algemeen geformuleerd. De nationale rechter heeft de inbeslagname van alle in het kabinet aanwezige documenten gevalideerd zonder te rechtvaardigen of het wel noodzakelijk was om alles in beslag te nemen of enkel de documenten met betrekking tot de geviseerde cliënten. Het Hof meent dat het toezicht dat de nationale rechtsinstantie moet uitoefenen niet toelaat vast te stellen dat het onderzoek van alle elektronische documenten proportioneel is met de omstandigheden.
Het Hof heeft dan ook besloten tot schending van art. 8 EVRM.
Toepassing van art. 41 Conventie
De Oostenrijkse staat moet de klager 3000 euro schadevergoeding en 2 500 euro vergoeding voor kosten en uitgaven betalen.