Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Hof van beroep mag geen kennis nemen van vordering
Het hof van beroep te Antwerpen diende zich te buigen over de vraag of zij, bij toepassing van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, rechtsmacht heeft om kennis te nemen van de vordering.
Rolnummer: 2005/AR/185
Partijen maakten deel uit van een internationaal netwerk van Europese advocatenkantoren. In het kader van dat samenwerkingsverband kreeg appellante (een Belgisch advocatenkantoor) van eerste geïntimeerde (een Nederlands advocatenkantoor) de opdracht tot het verlenen van advies en het voeren van procedures. Geïntimeerden laten echter na de definitieve staat van kosten en erelonen van appellante te voldoen. Die laatste heeft hen dan ook gedagvaard voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen.
Dat rechtscollege oordeelde dat zij geen rechtsmacht heeft om kennis te nemen van de vordering.
Appellante tekende tegen die beslissing beroep aan.
Het toepasselijke recht is het Belgische recht, meer bepaald artikel 1247 B.W. Volgens deze bepaling zijn schulden haalbaar, behalve ingeval van een afwijkend beding of wanneer het gaat om de levering van een zekere en bepaalde zaak. Geen van beide uitzonderingen is hier volgens het hof van beroep aan de orde.
Appellante voerde aan dat naar Belgisch recht de gewoonte bestaat dat de betaling van kosten en erelonen van de advocaat in zijn kantoor dient te gebeuren. De schuld zou dan draagbaar zijn. Dat argument werd niet door het hof aanvaard.
Het hof van beroep besluit dat de schuld waarvan appellante de betaling vordert, diende vereffend te worden in de woonplaats van geïntimeerden - zijnde Nederland -, zodat artikel 5.1 van het EEX-Verdrag aan de Belgische rechtscolleges geen rechtsmacht geeft om kennis te nemen van de vordering.