Ga verder naar de inhoud

Rechtspraak-advocatuur Het recht op hoger beroep van de schuld­be­mid­de­laar inzake de begroting van zijn ereloon

Met een prejudiciële vraag legde het Arbeidshof van Luik de volgende problematiek aan het Grondwettelijk Hof voor.

De wet bepaalt dat de staat van ereloon, emolumenten en kosten van de schuldbemiddelaar ten laste van de schuldenaar komt en bij voorrang wordt betaald (art. 1675/19, §2 Ger.W.). Afhankelijk van de context, kan de rechter de honoraria van de schuldbemiddelaar die de schuldenaar niet kan/zal kunnen betalen ten laste van het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast leggen.

In het ontwerp van minnelijke aanzuiveringsregeling (art. 1675/10, §2 Ger.W.) en in de gerechtelijke aanzuiveringsregeling wordt aangegeven hoe de vervallen en te vervallen honoraria van de schuldbemiddelaar door de schuldenaar worden betaald.

De rechter geeft op verzoek van de schuldbemiddelaar een bevel tot tenuitvoerlegging voor het voorschot dat hij bepaalt of ten belope van het bedrag van de erelonen, emolumenten en kosten dat hij vaststelt (art. 1675/19, §3 Ger.W.). Zo nodig hoort de rechter voorafgaandelijk in raadkamer de opmerkingen van de schuldenaar, van de schuldeisers en van de schuldbemiddelaar. De beschikking is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep.

Over deze laatste zin, namelijk de uitsluiting van verzet of hoger beroep tegen de beslissing van de rechter, moest het Grondwettelijk Hof zich buigen.

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Deel dit artikel

Rolnummer: 4798

 Immers, wanneer de rechter de honoraria vaststelt overeenkomstig art. 1675/19, §3 Ger.W. is geen hoger beroep mogelijk, terwijl dit wel zo is wanneer de honoraria worden vastgesteld binnen een gerechtelijke aanzuiveringsregeling (art. 1675/12 en 1675/13 Ger.W.). Volgens deze twee laatste bepalingen kan tegen de beslissing van de rechter door alle partijen bij de bemiddeling hoger beroep worden aangetekend, en gebeurlijk zelfs door de schuldbemiddelaar wanneer hij door de partijen bij de bemiddeling in hoger beroep wordt gedaagd en daar als volwaardige procespartij zou worden erkend, in welk geval hij dan incidenteel beroep kan aantekenen. Dat laatste punt was volgens de verwijzingsrechter betwist, zie hierna.

Het verschil tussen, enerzijds, de bepaling van de erelonen overeenkomstig art. 1675/19, §3 Ger.W. en, anderzijds, de bepaling van de erelonen volgens art. 1675/12 en 1675/13 Ger.W. houdt verband met het tijdstip waarop die erelonen worden bepaald. Art. 1675/19, §3 Ger.W. heeft een algemene draagwijdte, dus kan het in elke stand van de schuldbemiddeling worden toegepast, dus ook na de aanneming van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling. De art. 1675/12 en 1675/13 Ger.W. hebben daarentegen betrekking op de vaststelling van die bedragen bij de beslissing tot aanneming van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling zelf.

Het Grondwettelijk Hof meende dat daardoor de wetgever een objectief onderscheid heeft gemaakt, namelijk de fase van de procedure waarin de erelonen worden vastgesteld (B.5). Op zichzelf beschouwd meende het Grondwettelijk Hof dat de wetgever derhalve vermocht een bijzondere regeling te maken voor de procedure bedoeld in art. 1675/19, §3 Ger.W. en daar geen hoger beroep mogelijk te maken (B. 8). Het Grondwettelijk Hof besloot dan ook dat de afwezigheid van beroepsmogelijkheid in art. 1675/19, §3 Ger.W. de Grondwet niet schendt.

Vervolgens moest het Grondwettelijk Hof zich over de vraag buigen of het feit dat de schuldbemiddelaar volgens een bepaalde interpretatie geen hoger beroep zou kunnen instellen op het vlak van zijn erelonen in het raam van de art. 1675/12 en 1675/13 Ger.W., de Grondwet schendt of niet.

Het Grondwettelijk Hof stelt vast dat de erelonen van de schuldbemiddelaar die in de fase van de gerechtelijke aanzuivering volgens de art. 1675/12 en 1675/13 Ger.W. werden begroot wel bepalend zijn voor het oordeel van de rechter in graad van beroep. Immers, door de devolutieve werking van het hoger beroep zal de rechter sowieso ook eventuele betwistingen betreffende de erelonen moeten beslechten, ook als die voor het eerst in graad van beroep rijzen, terwijl het oordeel van de rechter op het vlak van de erelonen zelf, omdat die ten laste van de schuldenaar komen en die bij voorrang moeten worden betaald, vanzelfsprekend gevolg heeft voor de maatregelen die de rechter vermag te nemen. Dit laatste is logisch. Als de schuldenaar, meer, dan wel minder erelonen moet betalen, zullen zijn verbintenissen ten aanzien van de schuldeisers kleiner, respectievelijk groter kunnen zijn. Dus, wanneer er hoger beroep wordt ingesteld in de procedure bedoeld in de art. 1675/12 en 1675/13 Ger.W., dan maken de erelonen van de schuldbemiddelaar een deel van het debat uit.

Het Grondwettelijk Hof merkt op dat de verwijzingsrechter er van uitging dat bij een hoger beroep in de fase van de gerechtelijke aanzuivering volgens de art. 1675/12 en 1675/13 Ger.W. de schuldbemiddelaar sowieso geen gedaagde in hoger beroep kan zijn (en bijgevolg geen incidenteel hoger beroep kan instellen). Volgens de verwijzingsrechter is dit zo omdat hoofdberoep alleen maar kan worden gericht tegen een partij die in eerste aanleg tegenover de appellant stond. Dat is, wat de schuldbemiddelaar betreft, niet zo. De schuldbemiddelaar is in de schuldbemiddeling geen (tegen)partij. Aldus wordt de schuldbemiddelaar ook geen geïntimeerde op hoofdberoep en a fortiori kan hij in die interpretatie ook geen appellant op incidenteel beroep worden.

In die laatste interpretatie meent het Grondwettelijk Hof dat er een probleem is. Als de schuldbemiddelaar geen (incidenteel) hoger beroep kan instellen in de procedure bedoeld in de art. 1675/12 en 1675/13 Ger.W., ligt volgens het Hof een discriminatie voor (B.10.1., B.10.2. en B.10.3.): het gegeven dat de schuldbemiddelaar geen geïntimeerde partij zou kunnen zijn, volstaat op zich niet om te verantwoorden dat hij het bedrag van zijn erelonen, emolumenten en kosten niet kan betwisten voor de rechter in hoger beroep, terwijl die laatste zich moet uitspreken over het geschil in zijn geheel gelet op het devolutieve karakter van het hoger beroep.

Het Hof biedt evenwel ook een andere interpretatie aan. Het Hof verwijst naar een arrest van het Hof van Cassatie van 4 september 2003 (A.C., 2003, nr. 414) waarin werd geoordeeld dat de beroepsprocedure maar regelmatig is wanneer de schuldbemiddelaar daarin werd betrokken. Het Grondwettelijk Hof maakt daarvan dat door de ontvankelijkheid van het hoger beroep ondergeschikt te maken aan het betrekken, door de appellant, van de schuldbemiddelaar in de zaak, dat noodzakelijkerwijs van de schuldbemiddelaar een partij in het geding maakt (B.11.2., in fine). In dat geval meent het Hof dat de schuldbemiddelaar net zoals de schuldenaar de uitspraak op het vlak van de erelonen wel kan betwisten en dat in dat geval geen discriminatie voorligt.

Samengevat:

  • de afwezigheid aan hoger beroep in het raam van art. 1675/19, §3 Ger.W. schendt de Grondwet niet;
  • in de interpretatie dat de schuldbemiddelaar geen hoger beroep kan instellen op het vlak van zijn erelonen in de procedure bedoeld in de art. 1675/12 en 1675/13 Ger.W., schendt de Grondwet wel.

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen