Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Het Duits Grondwettelijk Hof en de dataretentie
Het Duits Grondwettelijk Hof (Bundesverfassungsgerichthof) gaf op 2 maart 2010 zijn eindvonnis in een zaak waarin 34 000 Duitsers in 2008 een gezamenlijke ongrondwettigheidsklacht (“Sammel-Verfassungsbeschwerde”) hadden ingediend tegen de Duitse dataretentiewet van 21 december 2007 (“Gesetz zur Neureglung der Telekommunikationsüberwachung”). Deze wet was er gekomen als omzetting in het Duitse recht van de EU-Dataretentierichtlijn van 15 maart 2006 (Richtlijn 2006/24/EG, Publicatieblad L105/56, 13 april 2006).
Rolnummer: 1 BvR 256/08, 1 BvR 263/08 en 1/BvR 586/08
Op dit ogenblik wordt de implementatie van deze richtlijn in Belgisch recht nog in het parlement besproken. Eigenlijk diende de richtlijn reeds omgezet op 25 september 2007. De Orde van Vlaamse Balies voerde, met de Ordre des Barreaux Francophones et Germanophone, de Liga voor de Mensenrechten, la Ligue des Droits de l’Homme, de Vlaamse Vereniging van Journalisten, de Association Générale des Journalistes professionnels, de Orde van Geneesheren en TIK vzw, in 2008 en opnieuw in oktober 2009 nog actie tegen deze omzetting (website “bewaarjeprivacy.be”). De OVB begroet met voldoening dit arrest en meent dat het de wetgever tot reflectie kan en moet bewegen.
Het Duits Grondwettelijk Hof oordeelt dat de wet op meerdere vlakken strijdig is met de Duitse Grondwet. De wet bepaalde dat alle aanbieders van IT-diensten (zoals telefoon, mobiele telefoon, fax, SMS en MNS, e-maildiensten en internetdiensten), uit voorzorg, zonder dat daar bijzondere aanleiding hoeft voor te bestaan, bijna alle gegevens van het IT-verkeer van alle burgers gedurende zes maanden moesten bewaren om onderzoek mogelijk te maken wie, wanneer, hoelang, met wie, van waaruit heeft gecommuniceerd of heeft getracht te communiceren. Niet bij te houden, was de inhoud van de communicatie en meteen ook welke internetsites de gebruiker had bezocht. De wet hield geen bijzondere machtiging in aan bepaalde personen of instanties om de gegevens op te vragen, doch verstrekte een grootmazig kader voor een groot aantal mogelijke benuttigingsdoeleinden van de gegevens, verder uit te werken door de reglementering van de Bondsrepubliek en de Länder.
De algemene benuttigingsdoeleinden waren vervolging van misdrijven, afweer van ernstig gevaar voor de publieke veiligheid en de nakoming van opdrachten van de inlichtingendiensten. De wet bevatte geen nadere maatregelen tot vervolging van bepaalde strafdaden, geen tussenkomst van een rechter, en geen plicht om de betrokkenen te informeren.
Het Grondwettelijk Hof heeft de volledige wet vernietigd als strijdig met artikel 10, lid 1 van de Duitse Grondwet, dat het geheim van de telecommunicatie beschermt.
Dataretentie van deze omvang is principieel altijd ongrondwettelijk.
Maar de concrete uitvoering ervan in de wet is niet proportioneel ten opzichte van het door de wet beoogde doel (en strijdt dus met het Grondwettelijk “Übermaßverbot”). De bepalingen van de wet garanderen geen voldoende bescherming voor de IT-gegevens (“Datensicherheit”, of het nieuwe IT-grondrecht, eerder door het Bundesverfassungsgericht erkend, dat de vertrouwelijkheid en integriteit van informatietechnologische systemen beoogt te beschermen), en bevatten geen strikte begrenzing van de mogelijke benuttigingsdoeleinden van de gegevens. Ze voldoen ook niet op elk gebied aan de grondwettelijke eisen van transparantie en rechtsbescherming. Gezien het impact van de dataretentie kan het gebruik van de gegevens slechts toegelaten worden voor uitzonderlijk belangrijke opdrachten in de bescherming van rechtsgoederen (bijvoorbeeld voor strafzaken, mits een op feiten gegrondveste verdenking van een in het concrete individuele geval zwaarwegende strafrechtelijke inbreuk – dit is door de wetgever te bepalen).
Transparantie betekent dat de burger in principe moet weten dat zijn gegevens worden aangewend, zelfs in strafzaken. Van een geheime aanwending van die gegevens kan maar sprake zijn wanneer dit in het concrete geval aangewezen is en mits een rechterlijk bevel. Na geheim gebruik van de gegevens moet de betrokkene daarover ingelicht worden. Uitzonderingen hierop moeten door een rechter gecontroleerd worden. Er moet een sanctieregeling komen in de wet op zware inbreuken op het telecommunicatiegeheim. De Bundes- of landswetgever moet opnieuw nagaan of de bestaande wetgeving ter zake voldoet. De bepalingen kunnen niet als overgangsmaatregelen verder aangewend worden, want ze zijn grondwettelijk nietig.
In de weblink vindt u het arrest van 2 maart 2010 1BVR256/08, alsmede de persmededeling nr. 11/2010 van 2 maart 2010 van het Bundesverfassungsgericht.
Voor een kennismaking met het Duitse Grondwettelijk Hof en zijn IT-grondrecht wordt verwezen naar P. Dehert, K. de Vries en S. Gutwirth, Duitse rechtspraak over remote searches, data mining en afluisteren op afstand. Het arrest Bundesverfassungsgericht 27 februari 2008 (online-Durchsuchung) in breder perspectief, Computerrecht 2009, 189.