Ga verder naar de inhoud

Rechtspraak-advocatuur GwH verwerpt ver­nie­ti­gings­be­roep tegen wet hervorming cas­sa­tie­pro­ce­du­re in strafzaken

Op 16 juli 2015 velde het Grondwettelijk Hof het arrest 108/2015, waarin het een vernietigingsberoep tegen de wet van 14 februari 2014 met betrekking tot de rechtspleging voor het Hof van Cassatie in strafzaken verwerpt.

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Deel dit artikel

Rolnummer: 5953, 5956 en 6015

Waarover gaat het?

De verzoekers - enkele vzw's en een aantal advocaten - vorderen een beroep tot vernietiging van de artikelen 25 tot 28, 31 en 50 van de wet van 14 februari 2014, die in strafzaken o.a. de vereiste van een getuigschrift van een opleiding in cassatieprocedures opleggen:

  • Enerzijds vragen zij de vernietiging van de vereiste van een getuigschrift van een opleiding in cassatieprocedures voor de advocaat die cassatieberoep in strafzaken wil instellen.
  • Anderzijds stellen zij hun beroep in tegen de termijn van 15 dagen na de uitspraak om een verklaring van cassatieberoep in strafzaken te doen.

Wat is volgens de verzoekers het probleem met de wet?

De bestreden bepalingen brengen met zich mee dat de beklaagde of de burgerlijke partij de mogelijkheid wordt ontnomen om zelf cassatieberoep in strafzaken in te stellen, door de tussenkomst te verplichten van een advocaat die houder is van een getuigschrift van een opleiding in cassatieprocedures.
 
Volgens de verzoekers beperkt de bestreden wet voor rechtzoekenden de mogelijkheden om cassatieberoep in strafzaken in te stellen en wijzigt ze voor advocaten de voorwaarden voor de uitoefening van het beroep van advocaat.
 
Zij voeren een schending aan van de artikelen 10, 11, 12, 13 en 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 14 EVRM, artikel 14 BUPO, de artikelen 144 en 145 van de Grondwet, de rechten van de verdediging, het recht op toegang tot een rechter en het recht op toegang tot een advocaat.

Wat zijn de argumenten?

M.b.t. de vereiste van een getuigschrift 

De verzoekers hebben geen probleem met de verplichte tussenkomst van een advocaat voor cassatieberoep in strafzaken. Maar de vereiste van een getuigschrift voor die advocaat kan de beklaagde ertoe verplichten van advocaat te veranderen met het oog op een cassatieberoep. Een nieuwe advocaat, die het dossier niet kent, zal binnen de opgelegde korte termijn volgens hen alleen kunnen adviseren om een voorziening tot bewaring van recht in te stellen, zodat de maatregel zijn doel niet zal bereiken.
 
Die vereiste zou een overdreven beperking vormen van het recht om te worden vertegenwoordigd door een advocaat naar keuze en het recht op juridische bijstand zoals gewaarborgd bij artikel 23 van de Grondwet. Want wat indien geen enkele 'gespecialiseerde' advocaat in die omstandigheden kan worden aangewezen?
 
<=> De ministerraad repliceert dat de verplichte tussenkomst van een advocaat een vraag was van het Hof van Cassatie zelf en dat zowel de OBFG als de OVB de voordelen van een dergelijke tussenkomst hebben aanvaard. De ministerraad merkt verder op dat de verplichting om houder te zijn van een getuigschrift van een opleiding pas in werking zal treden op 1 februari 2016, waardoor de advocaten die belangstelling hebben voor het strafrecht en het strafprocesrecht, indien zij dat wensen, de opleiding zullen kunnen volgen die vereist is om dat getuigschrift te behalen: gelet op die termijn is het risico voor de rechtzoekende om een beroep te doen op een advocaat die geen houder is van dat getuigschrift, zeer beperkt. Alle advocaten die dat wensen, zullen dus een getuigschrift van een opleiding kunnen behalen vóór 1 februari 2016.

M.b.t. de termijn van 15 dagen

De verzoekers zijn ook gekant tegen de termijn van 15 dagen om cassatieberoep in te stellen. De termijn loopt vanaf de uitspraak en is volgens hen niet redelijk, omdat in die tijdspanne de beklaagde, die tot dan misschien geen advocaat had, een kopie van het arrest moet ontvangen en een advocaat moet vinden die houder is van het getuigschrift ad hoc.

Wat beslist het Hof? 

M.b.t. de vereiste van een getuigschrift 

De bestreden maatregelen maken deel uit van een algemene hervorming van de cassatieprocedure in strafzaken.

Door de vereiste van een getuigschrift van een opleiding in cassatieprocedures op te leggen, heeft de wetgever een maatregel genomen die in verhouding staat met de gewettigde doelstellingen van de hervorming, die ertoe strekt een toevloed van kennelijk ongegronde cassatieberoepen in strafzaken te beletten en tegelijk een hoge kwaliteit te waarborgen van de voor het Hof van Cassatie neergelegde proceduregeschriften: de advocaat die in die zeer specifieke materie is opgeleid, zal de kansen en eventuele negatieve gevolgen van een voorziening immers beter kunnen inschatten.

Het Hof bepaalt dat het recht om door een advocaat te worden bijgestaan, evenwel niet betekent dat geen ontvankelijkheidsvoorwaarden kunnen worden ingevoerd in zeer ingewikkelde materies die de noodzaak van een specifieke ervaring verantwoorden (overweging B.11.2). Het verwijst hierbij naar rechtspraak van het EHRM waaruit blijkt dat dat de specificiteit van de procedure voor het Hof van Cassatie het monopolie verantwoordt van de advocaten bij het Hof van Cassatie om het woord te nemen en dat dit geen aantasting betekent van het recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM).

 M.b.t. de termijn van 15 dagen

Het gaat om een algemene regel: voor een op tegenspraak gewezen beslissing vormt de uitspraak van de bestreden beslissing het begin van de termijn. De wijziging bestaat in de schrapping van de term ‘vrije’ termijn.
De termijn van 15 dagen moet bijgevolg worden berekend overeenkomstig de artikelen 52 en 53 van het Gerechtelijk Wetboek, namelijk “vanaf de dag na die van de akten die hen doen ingaan en [moet] de vervaldag bevatten” (Parl. St., Senaat, 2012-2013, nr. 5-1832/1, p. 12).
 
Die maatregel is volgens het Hof niet onevenredig, aangezien de termijn van 15 dagen betrekking heeft op de verklaring van cassatieberoep, waarbij de verzoeker vervolgens beschikt over een termijn van twee maanden om de memorie met de cassatiemiddelen in te dienen (artikel 429 Sv.).

 => Het Hof verwerpt het volledige vernietigingsberoep. 

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen