Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur GwH: bepaalde schulden wel kwijtscheldbaar in het kader van collectieve schuldenregeling, andere niet
Het Grondwettelijk Hof stelde in een arrest van 10 december 2014 dat de wetgever zonder het gelijkheidsbeginsel te schenden vermag te oordelen dat bepaalde schulden en andere niet in het kader van een collectieve schuldenregeling kwijtscheldbaar zijn.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: 5870
In arrest 184/2014 deed het Grondwettelijk Hof prejudicieel uitspraak over de verenigbaarheid van de uitsluiting van bepaalde schulden van de mogelijkheid tot kwijtschelding in het kader van een collectieve schuldenregeling.
Die zaak is vooral van belang voor advocaten-schuldbemiddelaars.
De arbeidsrechtbank te Brussel wenst van het GwH prejudicieel te vernemen of de uitsluiting van mogelijkheid van kwijtschelding van bepaalde schulden in tegenstelling tot bepaalde andere schulden, waarvoor die uitsluiting niet geldt, een schending van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie uitmaakt (de prejudiciële vraag betreft de artikelen 1675/13, § 3, en 1675/13bis, § 2 Ger.W.).
De wetgever heeft twee in het geding zijnde categorieën van schulden uitgesloten van de mogelijkheid van kwijtschelding:
- de schulden die een schadevergoeding inhouden, toegestaan voor het herstel van een lichamelijke schade veroorzaakt door een misdrijf:
“…uitsluiting die wordt verantwoord door de overweging dat de kwijtschelding van die schulden in dat geval bijzonder onbillijk zou zijn (Parl. St., Senaat, 1997-1998, nr. 1-929/5, p. 46).” (B.4.2)
- de schulden van de gefailleerde die niet verschoonbaar is verklaard: “Meer specifiek wilde hij vermijden dat personen die als handelaar-natuurlijke persoon failliet werden verklaard later in een burgerlijke procedure kwijtschelding zouden kunnen verkrijgen van de schulden die overbleven na het sluiten van het faillissement waarvoor zij niet verschoonbaar waren verklaard. Hij wenste niet dat op dat punt de uitspraak van de handelsrechter en die van de beslagrechter met elkaar in tegenspraak zouden komen.” (B.5.2)
De kwijtschelding is een maatregel die past in het doel van de collectieve schuldenregeling, namelijk personen met schulden weer economisch te integreren. In het licht daarvan beschikt de wetgever over een zekere beleidsvrijheid om bepaalde categorieën schuldeisers in bepaalde gevallen een kwijtschelding te laten opleggen; of ook niet (zoals bij de twee categorieën hierboven).
Het GwH besluit aldus een weinig sibyllijns: “…de wetgever (heeft) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet geschonden door te oordelen dat het niet opportuun was ook de schulden die uit een inbreuk op de sociale wetgeving zijn ontstaan, uit te sluiten van de mogelijkheid te worden opgenomen in een collectieve aanzuiveringsregeling die in een kwijtschelding van schulden voorziet.” (B.6)