Ga verder naar de inhoud

Rechtspraak-advocatuur Pre­ju­di­ci­ë­le vraag aan het Hof van Justitie EU in de zaak C-314/13

Het Hof van Cassatie van Litouwen stelde een prejudiciële vraag over de toepassing in art. 3, lid 1, sub b van de verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Wit-Rusland, zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 84/2011 van de Raad van 31 januari 2011 (PB L 28, blz. 17) en bij verordening (EU) nr. 588/2011 van de Raad van 20 juni 2011.

Omdat de autoriteiten van Wit-Rusland er, volgens de internationale gemeenschap, in 2006 niet in geslaagd waren om democratische verkiezingen te houden, heeft de Europese Raad besloten beperkende maatregelen toe te passen tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor de schending van de internationale verkiezingsnormen (art. 2 verordening (EG) nr. 765/2006). Dat gebeurt door bevriezing van hun tegoeden en economische middelen.

De uitzondering van art. 3 laat toe om een deel van tegoeden die bevroren zijn, vrij te stellen indien ze uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten.

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Deel dit artikel

Rolnummer: 5653

Het Hof van Cassatie van Litouwen stelde een prejudiciële vraag over de toepassing in art. 3, lid 1, sub b van de verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Wit-Rusland, zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 84/2011 van de Raad van 31 januari 2011 (PB L 28, blz. 17) en bij verordening (EU) nr. 588/2011 van de Raad van 20 juni 2011.

Omdat de autoriteiten van Wit-Rusland er, volgens de internationale gemeenschap, in 2006 niet in geslaagd waren om democratische verkiezingen te houden, heeft de Europese Raad besloten beperkende maatregelen toe te passen tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor de schending van de internationale verkiezingsnormen (art. 2 verordening (EG) nr. 765/2006). Dat gebeurt door bevriezing van hun tegoeden en economische middelen.

De uitzondering van art. 3 laat toe om een deel van de bevroren tegoeden vrij te stellen indien ze uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en als vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten [...].

De prejudiciële vraag was vierledig:

  1. Moet artikel 3, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 765/2006 aldus worden uitgelegd dat de autoriteit die bevoegd is voor de toepassing van de vrijstelling als bedoeld in artikel 3, lid 1, sub b, van die verordening, bij haar beslissing om die vrijstelling al dan niet te verlenen over een absolute beoordelingsvrijheid beschikt?
     
  2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, door welke criteria moet die autoriteit zich laten leiden en door welke criteria is zij gebonden bij haar beslissing om de in artikel 3, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 765/2006 opgenomen vrijstelling al dan niet te verlenen?
     
  3. Moet artikel 3, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 765/2006 aldus worden uitgelegd dat de autoriteit die bevoegd is voor de verlening van voornoemde vrijstelling, bij de beoordeling of de gevraagde vrijstelling al dan niet moet worden verleend, onder andere rekening mag of moet houden met de omstandigheid dat degenen die het verzoek indienen, hun grondrechten (in dit geval het recht op een beroep in rechte) willen doen gelden, maar ook moet verzekeren dat, indien de vrijstelling in het specifieke geval wordt verleend, de doelstelling van de vastgestelde sanctie niet wordt doorkruist en de vrijstelling niet wordt misbruikt (bijvoorbeeld indien het geldbedrag dat bestemd is voor het verzekeren van een beroep in rechte, kennelijk onevenredig zou zijn in verhouding tot de omvang van de verleende juridische diensten)?
     
  4. Moet artikel 3, lid 1, sub b, van verordening nr. 765/2006 aldus worden uitgelegd dat het feit dat de voor de betaling van juridische diensten bestemde tegoeden waarop de vrijstelling betrekking heeft, onrechtmatig zijn verkregen, een mogelijke rechtvaardiging kan opleveren om de in die bepaling opgenomen vrijstelling te weigeren?

Het Hof van Justitie interpreteerde de bepaling als volgt:

Artikel 3, lid 1, sub b, van verordening nr. 765/2006 [heeft] tot doel de toegang tot juridische dienstverlening te vergemakkelijken. Het moet derhalve in overeenstemming met de algemene rechtsbeginselen en de hiermee overeenstemmende bepalingen van EU-recht worden uitgelegd.

Het recht op toegang tot juridische dienstverlening wordt gewaarborgd door artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: "Handvest”), dat eenieders recht op een eerlijk proces waarborgt. Artikel 47, tweede alinea, tweede volzin, van het Handvest betreffende het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, bepaalt dat eenieder de mogelijkheid heeft zich te laten adviserenverdedigen en vertegenwoordigen. Artikel 47, derde alinea, van het Handvest bepaalt specifiek dat rechtsbijstand wordt verleend aan degenen die niet over toereikende financiële middelen beschikken, voor zover die bijstand noodzakelijk is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen.

Dat wil zeggen dat conforme interpretatie van de uitzondering opgenomen in art. 3, lid 1, sub b van de verordening impliceert dat de bevriezing van tegoeden er niet toe mag leiden dat de personen wier tegoeden zijn bevroren, verstoken blijven van een daadwerkelijke toegang tot de rechter.

De bevoegde nationale autoriteit beschikt dus niet over een absolute beoordelingsvrijheid bij het beoordelen van een krachtens die bepaling ingediend verzoek om vrijstelling met het oog op het instellen van een beroep tot betwisting van door de Unie opgelegde beperkende maatregelen. Zij moet haar bevoegdheden uitoefenen met inachtneming van de in artikel 47, tweede alinea, tweede volzin, van het Handvest opgenomen rechten en van het vereiste door een advocaat te zijn vertegenwoordigd bij het instellen van een dergelijk beroep bij het Gerecht.

De bevoegde nationale autoriteit mag of moet evenwel nagaan of de tegoeden waarvan de vrijgave wordt gevraagd, uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten, opdat rechtsmisbruik wordt vermeden. Zij kan voorts de voorwaarden vaststellen die zij passend acht om te waarborgen dat de doelstelling van de opgelegde sanctie niet wordt doorkruist en de verleende vrijstelling niet wordt misbruikt.

Wat, ten slotte, de onrechtmatige oorsprong van de tegoeden en economische middelen betreft, besliste het Hof dat, aangezien de verordening waarin de beperkende maatregelen hun grond vinden, er niet op gericht is de onrechtmatige verwerving van tegoeden te bestraffen, maar enkel op beperkende maatregelen toe te passen tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor de schending van de internationale verkiezingsnormen tijdens de verkiezingen van 19 maart 2006 in Wit-Rusland (cf. considerans (1) van verordening nr. 765/2006), hangt de toepassing van de uitzondering van art. 3, lid 1, sub b niet af van de herkomst van de tegoeden of van hun mogelijk onrechtmatige verwerving.

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen