Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Grondwettelijk Hof waakt over vrijheid van meningsuiting in tijden van terrorisme
Het Grondwettelijk Hof oordeelde in zijn arrest van 28 januari 2015 dat een aantal terrorismebepalingen de Grondwet niet schendt.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: 570 en 5711
Het Grondwettelijk Hof (GwH) oordeelde in arrest nr. 9.2015 van 28 januari 2015 dat een aantal antiterrorismebepalingen de Grondwet niet schendt.
De beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 18 februari 2013 tot wijziging van boek II, titel Iter van het Strafwetboek, ingesteld door onder meer het Algemeen Belgisch Vakverbond en anderen en door de vzw Ligue des Droits de l’Homme, richtten zich tegen de artikelen 140bis tot 140quinquies.
De bepalingen passen in een pakket wetgeving dat onder meer het aanzetten tot terroristische misdrijven strafbaar stelt door het verspreiden van een boodschap in die zin (140bis). Verder worden strafbaar gesteld het werven van personen voor het plegen van een terroristisch misdrijf (140ter) en het verschaffen of volgen van een opleiding voor het vervaardigen of gebruiken van wapens om in zetten bij een terroristisch misdrijf (140quater en quinquies).
Het GwH benadrukt bij zijn toets van artikel 140bis Sw. het belang om imperkingen van de vrijheid van meningsuiting zoals neergelegd in de artikelen 19 en 25 van de Grondwet en artikel 10 EVRM beperkend te interpreteren:
"Vermits de vrijheid van meningsuiting een van de pijlers is van een democratische samenleving, dienen de uitzonderingen op de vrijheid van meningsuiting op strikte wijze te worden geïnterpreteerd. Er moet worden aangetoond dat de beperkingen noodzakelijk zijn in een democratische samenleving, aan een dwingende maatschappelijke behoefte beantwoorden en evenredig blijven aan de wettige doelstellingen die daarmee worden nagestreefd." (B.24)
Het GwH besloot uiteindelijk dat de aantasting van het recht op vrije meningsuiting om twee redenen niet onevenredig is:
"Enerzijds, is het in een democratische samenleving noodzakelijk de waarden en de beginselen die aan het Europees Verdrag voor de rechten van de mens ten grondslag liggen, te beschermen tegen personen of groeperingen die die waarden en beginselen trachten te ondergraven, door het aanzetten tot het plegen van geweld en dienvolgens het plegen van terroristische handelingen (...)." (B.25.4)
"Anderzijds (...) zal de rechter die deze boodschap moet beoordelen, de persoon die ze verspreidt of anderszins publiekelijk ter beschikking stelt slechts kunnen bestraffen wanneer deze heeft gehandeld met het bijzonder opzet aan te zetten tot het plegen van terroristische misdrijven." (B.25.5)
Daardoor heeft het GwH er dan ook vertrouwen in dat de rechter in geen geval een veroordeling zal kunnen uitspreken die een ongerechtvaardigde aantasting van de vrijheid van meningsuiting met zich zou meebrengen. Het arrest geeft blijk van het moeilijke evenwicht tussen grondrechtsbescherming en terrorismebestrijding, dat ook in de nabije toekomst nauwlettend moet worden gevrijwaard.