Ga verder naar de inhoud

Rechtspraak-advocatuur Grond­wet­te­lijk Hof verwerpt beroepen tot ver­nie­ti­ging PP I

In zijn arrest 62/2018 van 31 mei 2018 heeft het Grondwettelijk Hof de beroepen tot nietigverklaring van de wet van 19 oktober 2015 houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie (PP I) verworpen. Het Hof acht onder meer de drie door de OVB aangevoerde middelen niet gegrond.

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Deel dit artikel

Rolnummer: 6415, 6416 & 6417

In zijn arrest 62/2018 van 31 mei 2018 heeft het Grondwettelijk Hof de beroepen tot nietigverklaring van de wet van 19 oktober 2015 houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie (PP I) verworpen. Het Hof acht onder meer de drie door de OVB aangevoerde middelen niet gegrond. 

Eerste middel 

In haar eerste middel betwistte de OVB het verschil in behandeling tussen de gerechtsdeurwaarders en de advocaten, in zoverre uitsluitend de eerstgenoemden bevoegd zijn voor de invordering van de onbetwiste geldschulden en in dat kader toegang hebben tot het Centraal register voor de invordering van onbetwiste geldschulden. 

Het Grondwettelijk Hof wijst er in zijn overweging B.84.3 op dat de invordering van onbetwiste schuldvorderingen is toegevoegd aan de taken waarvoor de gerechtsdeurwaarders krachtens artikel 519, §1 Ger.W. exclusief bevoegd zijn en een ministerieplicht hebben en dat de gerechtsdeurwaarders voor die bij wet toegekende monopolietaken optreden in hun hoedanigheid van openbaar ambtenaar en ministerieel officier. Het Grondwettelijk Hof stelt dat advocaten niet beschikken over prerogatieven van de openbare macht. Het Hof acht bijgevolg de keuze van de wetgever om de invordering en de toegang tot het Centraal register voor de invordering van onbetwiste geldschulden aan de gerechtsdeurwaarders voor te behouden niet zonder redelijke verantwoording (overweging B.84.4). 

Tweede middel

In haar tweede middel bekritiseerde de OVB het verschil in behandeling tussen schuldeisers en schuldenaars, in zoverre de eerstgenoemden via de gerechtsdeurwaarder over alle gegevens en documenten uit het Centraal register voor de invordering van onbetwiste geldschulden zouden beschikken in het kader van een latere gerechtelijke procedure, terwijl de laatstgenoemden geen toegang hebben tot dat Centraal register. 

Daarover stelt het Grondwettelijk Hof in zijn overweging B.87.2 dat het middel berust op een verkeerd uitgangspunt. Het Hof merkt op dat enkel de gerechtsdeurwaarders en de Nationale Kamer van gerechtsdeurwaarders de gegevens van het register kunnen raadplegen en herhaalt dat de gerechtsdeurwaarders bij de invordering optreden in hun hoedanigheid van openbaar ambtenaar en ministerieel officier. Het enkele feit dat de invordering gebeurt in naam en voor rekening van de schuldeiser impliceert volgens het Grondwettelijk Hof niet dat de gerechtsdeurwaarders de geregistreerde gegevens aan de schuldeisers mogen meedelen, te meer daar zij krachtens artikel 1394/27, §4 Ger. W. verplicht zijn het vertrouwelijk karakter van de geregistreerde gegevens in acht te nemen. 

Derde middel

In haar derde middel voerde de OVB een schending aan van het recht op eerbiediging van het privéleven, in zoverre de Nationale Kamer van gerechtsdeurwaarders toegang heeft tot bepaalde gegevens uit het Rijksregister en daartoe het rijksregisternummer kan gebruiken. 

Het Grondwettelijk Hof stelt in zijn overweging B.91.4 dat de Nationale Kamer van gerechtsdeurwaarders op grond van artikel 1394/27, §5 Ger.W. slechts toegang heeft tot het Rijksregister en het identificatienummer van dat register mag gebruiken om de juistheid na te gaan van de gegevens die in het Centraal register voor de invordering van onbetwiste geldschulden worden ingevoerd en dat voortdurend te kunnen bijwerken. Het is uitdrukkelijk bepaald dat de Nationale Kamer het rijksregisternummer in geen enkele vorm aan derden mag meedelen. Bijgevolg meent het Grondwettelijk Hof dat de inmenging in het recht op de eerbiediging van het privéleven beantwoordt aan een dwingende maatschappelijke behoefte en evenredig is met de nagestreefde wettige doelstelling (overweging B.91.5). 

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen