Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Grondwettelijk Hof verwerpt beroep tot vernietiging van artikel 52/3 Vreemdelingenwet
In arrest nr. 89/2015 verwerpt het Grondwettelijk Hof alle argumenten van verzoekende partijen in een vernietigingsberoep tegen artikel 11 van de wet van 8 mei 2013 dat artikel 52/3 van de Vreemdelingenwet wijzigt.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: 5857
In arrest nr. 89/2015 verwierp het Grondwettelijk Hof alle argumenten van verzoekende partijen in een vernietigingsberoep tegen artikel 11 van de wet van 8 mei 2013 dat artikel 52/3 van de Vreemdelingenwet (Vw.) wijzigt. De wijziging was ingegeven door de wens de asielprocedure efficiënter te maken.
Artikel 52/3, § 1 Vw. wordt door de wijziging als volgt verwoord:
"§ 1. Indien de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen de asielaanvraag niet in overweging neemt of de vluchtelingenstatus weigert te erkennen of de subsidiaire beschermingsstatus weigert toe te kennen aan een vreemdeling en de vreemdeling onregelmatig in het Rijk verblijft, moet de minister of zijn gemachtigde onverwijld een bevel om het grondgebied te verlaten afgeven, gemotiveerd op basis van één van de gronden voorzien in artikel 7, eerste lid, 1° tot 12°. Deze beslissing wordt ter kennis gebracht van de betrokkene overeenkomstig artikel 51/2. Indien de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen het beroep van de vreemdeling tegen een beslissing genomen door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen verwerpt met toepassing van artikel 39/2, § 1, 1°, en de vreemdeling verblijft onregelmatig in het Rijk, beslist de minister of zijn gemachtigde onverwijld tot een verlenging van het in het eerste lid bedoelde bevel om het grondgebied te verlaten. Deze beslissing wordt onverwijld ter kennis gebracht van de betrokkene overeenkomstig artikel 51/2. De termijn van deze verlenging bedraagt tien dagen, en is twee maal verlengbaar op voorwaarde dat de vreemdeling voldoende meewerkt aan het terugkeertraject bedoeld in [artikel] 6/1, § 3, van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen. De regeling in dit lid doet geen afbreuk aan de overige mogelijkheden tot verlenging van het bevel, zoals voorzien in de wet."
De verzoekende partijen voerden onder meer aan dat de bestreden bepaling, door te vooronderstellen dat de asielaanvragers of aanvragers van subsidiaire bescherming onregelmatig in het Rijk kunnen verblijven, twee verschillende categorieën van vreemdelingen op identieke wijze behandelt, zonder dat dat wordt verantwoord: enerzijds, de asielaanvragers of aanvragers van subsidiaire bescherming en, anderzijds, de andere vreemdelingen. Zij vonden dat de bestreden bepaling tot gevolg zou hebben dat de asielaanvrager of aanvrager van subsidiaire bescherming, niettegenstaande het beroep dat hij voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen zou hebben ingesteld - beroep dat schorsend is - zou kunnen worden geacht onregelmatig in het land te verblijven.
Het GwH verwerpt dat argument in overw. B.11:
"De bestreden bepaling voorziet enkel erin dat een onderzoek moet worden verricht om na te gaan of de vreemdeling regelmatig in het Rijk verblijft, hetgeen het geval zou kunnen zijn, niettegenstaande de eventuele weigering van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, indien de vreemdeling terzelfder tijd een verblijfsaanvraag op een andere grond heeft ingediend. Uit het voorgaande blijkt dat de asielaanvrager of aanvrager van subsidiaire bescherming, gedurende de periode van het voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen ingestelde beroep, over een tijdelijke verblijfstitel beschikt en niet onregelmatig in het land kan verblijven. 19 Daarenboven kan de wetgever niet worden verweten dat hij erin heeft voorzien dat het bevel om het grondgebied te verlaten uitvoerbaar zou worden indien de asielaanvrager of aanvrager van subsidiaire bescherming geen beroep voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen heeft ingesteld of indien hij dat beroep niet heeft ingesteld binnen de termijnen en in de vormen die bij de wet zijn vereist."