Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Grondwettelijk Hof vernietigt veelbesproken forfaitaire bijdragen: eerste praktische gevolgen
Op 6 juli 2017 verscheen in het Belgisch Staatsblad de wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de juridische bijstand. De wet kwam er naar aanleiding van de plannen van minister Geens om de juridische bijstand te hervormen.
Het Grondwettelijk Hof velde een arrest waarin het zich uitspreekt over twee samengevoegde verzoekschriften tot vernietiging ingesteld tegen de voornoemde wet van 6 juli 2016. Lees de eerste praktische gevolgen van het arrest.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: 6596 & 6598
Waarover gaat het?
De hervorming van de juridische tweedelijnsbijstand heeft niemand onberoerd gelaten. Er werden verschillende verzoekschriften tot vernietiging ingesteld zowel tegen de wet van 6 juli 2016 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de juridische bijstand, als tegen de daarmee samenhangende koninklijke besluiten en het ministerieel besluit houdende de nieuwe nomenclatuur. Zoals u weet zijn de nieuwe bepalingen van kracht sinds 1 september 2016.
Het Grondwettelijk Hof velde een arrest (77/2018) waarin het zich uitspreekt over twee samengevoegde verzoekschriften tot vernietiging ingesteld tegen de voornoemde wet van 6 juli 2016. Van de 13 ingeroepen middelen werden er 2 gegrond verklaard. De OVB bericht u graag over de eerste gevolgen van het arrest.
Schending standstill-principe
Het Hof volgde de redenering van de verzoekende partijen dat de invoering van het remgeld een schending uitmaakt van het standstill-principe zoals gewaarborgd door art. 23 Gw. Dat remgeld houdt volgens het Hof een aanzienlijke vermindering in van de bescherming van het recht op juridische bijstand die niet verantwoord wordt door een reden van algemeen belang.
Geen forfaitaire bijdragen per aanstelling en per aanleg per gerechtelijke procedure meer
Het Hof vernietigde dus de betreffende bepalingen die het remgeld bij aanstelling en per aanleg per procedure voorzien.
Daarnaast handhaaft het Hof de gevolgen voor de reeds geïnde remgelden in de dossiers waarin uiterlijk op 31 augustus 2018 verslag wordt overgemaakt aan het BJB. Voor dossiers waar remgeld is ontvangen en die niet kunnen worden afgesloten op uiterlijk 31 augustus 2018 door de advocaat, zullen de ontvangen remgelden moeten terugbetaald worden aan de rechtzoekende.
De OVB alsook de lokale Ordes van Advocaten waren steeds gekant tegen het systeem van de forfaitaire bijdragen dat uitging van de onjuiste veronderstelling van onverantwoorde consumptie inzake juridische bijstand. Het spreekt voor zich dat de lokale Orde van Advocaten en het lokale BJB geen forfaitaire bijdragen meer zullen opleggen bij het nemen van een beslissing tot toekenning van juridische tweedelijnsbijstand.
Vergoeding advocaat: niet-betaalde bedragen niet steeds in mindering brengen
De verzoekende partijen klagen aan dat het risico van wanbetaling door de rechtzoekende van de provisie gedeeltelijke kosteloosheid en de forfaitaire bijdragen steeds voor rekening van de advocaat is, ook in het geval waarbij de advocaat niet afziet van de inning ervan en bijvoorbeeld betalingstermijnen toekent (die niet gerespecteerd worden).
Het Hof acht het middel niet gegrond nu zij een andere interpretatie geeft aan de betreffende wetsartikelen. Het Hof onderscheidt:
- de situatie waar de advocaat afziet van de inning van het bedrag – in welk geval de advocaat dat bedrag niet ten laste van de Staat kan recupereren;
- de situatie waar de advocaat niet afziet van de inning van het bedrag. In het laatste geval kan het BJB het niet in rekening brengen op de vergoeding van de advocaat (overweging B31.1 van het arrest).
In het laatste geval maakt het Hof geen onderscheid tussen het al dan niet toestaan van betalingstermijnen door de advocaat. Alhoewel het middel niet gegrond wordt geacht, is de interpretatie van het Hof niet zonder belang op de huidige werkwijze nu het aanrekenen van de bedragen verschuldigd door de rechtzoekende op de vergoeding van de advocaat geen nieuw gegeven is.
Meedelen informatie omtrent bestaansmiddelen - gedeeld beroepsgeheim tussen advocaat en BJB
Ook de steeds terugkerende discussie over het meedelen van informatie door de advocaat aan het BJB omtrent de bestaansmiddelen van de rechtzoekende kwam aan bod, weze het bij aanvraag of lopende het dossier.
Het Hof oordeelt in zijn overweging B.12.4. dat: “…alle gegevens die aan de advocaat worden toevertrouwd met betrekking tot de bestaansmiddelen van de aanvrager, gedekt [zijn] door het beroepsgeheim dat hem, alsook de leden van het bureau voor juridische bijstand die de dossiers moeten behandelen, met toepassing van artikel 458 van het Strafwetboek, bindt, zodat de bestreden bepalingen geen afbreuk doen aan het beroepsgeheim van de advocaat.”
Praktische gevolgen voor de pro-Deoadvocaat?
Bij de documenten vindt u meer uitleg over de praktische gevolgen van het arrest voor u advocaten werkzaam in de juridische tweedelijnsbijstand. De OVB pleegde hierover overleg met de OBFG en de lokale BJB's.