Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Grondwettelijk Hof vernietigt SUO-wetgeving gedeeltelijk
Het Grondwettelijk Hof vernietigt de wetgeving over het strafuitvoeringsonderzoek gedeeltelijk. Hier vindt u al een opsomming van de vernietigde bepalingen en van de bepalingen waaraan het Hof een grondwetsconforme interpretatie gaf.
Merve Köse
Dominique Dombret
Rolnummer: 6056
Door de wetten van 11 februari 2014 kan het Openbaar Ministerie (OM) na de veroordeling het vermogen opsporen van de veroordeelde die bewust zijn geldboete en gerechtskosten niet betaalt en/of zich onttrekt aan de verbeurdverklaring. Tijdens dat “strafuitvoeringsonderzoek” (SUO) krijgt het OM verregaande onderzoeksbevoegdheden, die in het strafrechtelijk vooronderzoek enkel de onderzoeksrechter toebehoren.
Door de OVB aangevochten wetten deels vernietigd
De Orde van Vlaamse Balies protesteerde hevig tegen die verregaande bevoegdheden, die de rechten van verdediging kunnen aantasten. Ze vocht de wet ook aan bij het Grondwettelijk Hof. Dat publiceert vandaag zijn arrest nr. 178/2015, waarin het die aangevochten wetten deels vernietigt.
Een diepgaande analyse van het arrest krijgt u in de volgende editie van Orde Express. Hieronder vindt u al wel een opsomming van de vernietigde bepalingen en van de bepalingen waar het Hof een grondwetsconforme interpretatie gaf.
- Het Hof zag een grondwettelijke schending in de mogelijkheid van de SUO-magistraat om de "observatie ten aanzien van de woning" te bevelen (art 464/27 Sv.). Niet voldoende precies geformuleerd, volgens het Hof. Bovendien acht het de inbreuk in de privacy even groot als bij de telefoontap die in het SUO-onderzoek enkel ten aanzien van bepaalde misdrijven kan. Omdat de machtiging tot observatie ten aanzien van de woning die beperking niet kent, is het middel gegrond.
- Het Hof zag ook een schending in de verplichting van de veroordeelde en van "derden te kwader trouw" om mee te werken aan een zoeking in een informatiesysteem (art 464/24, §§2-3 Sv.). Het acht dat in strijd met het fundamenteel recht zichzelf niet te moeten beschuldigen.
- Het Grondwettelijk Hof acht de mogelijkheid van de SUO-magistraat om inzage in het dossier te weigeren niet zonder redelijke verantwoording, maar ziet wel een schending in het feit dat er niet wordt voorzien in een beoordeling door een onafhankelijke en onpartijdige rechter van de weigering van het verzoek tot inzage van het dossier wanneer het SUO niet leidt of nog niet heeft geleid tot een inbeslagneming of tot de ontdekking van nieuwe strafbare feiten (art 464/1 §5 Sv.).
Overige bepalingen goedgekeurd, op voorwaarde dat...
Het Hof achtte de bevoegdheden van de SUO-magistraat wat betreft specifieke uitvoeringshandelingen en de rechtsmiddelen die tegen zijn beslissingen openstaan verenigbaar met het gelijkheidsbeginsel en het recht op eerbiediging van het privé-leven. Het maakte daarbij wel een aantal voorbehouden.
De grondwettigheid van de regelgeving (art. 464/19 en 464/20 Sv.) implicieert enerzijds een grondwetsconforme invulling van de controle door de strafuitvoeringsrechter. Die laatste controleert "uitsluitend de wettigheid, de proportionaliteit en de subsidiariteit van de gevorderde uitvoeringshandeling". Het Hof benadrukt dat een dergelijke controle in ieder geval niet "zeer marginaal" mag zijn, zoals de parlementaire voorbereiding stelt.
Anderzijds benadrukte het Hof het belang van de rechten van verdediging, inzonderheid van het recht op tegenspraak. Indien inlichtingen, verzameld in een strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek worden aangewend in een andere strafrechtelijke of burgerrechtelijke procedure, moeten de relevante stukken uit het SUO-dossier worden opgenomen in het strafdossier, zodat het recht op tegenspraak wordt geërbiedigd.
Wat de uitgebreide zoeking in een informaticasysteem betreft (art. 464/23 en 464/24 Sv.), verduidelijkte het Hof zijn grondwettigheidsvoorbehoud als volgt: De wettelijke mogelijkheid tot uitbreiding is enkel grondwettig voor zover beperkt tot informaticasystemen die toegankelijk zijn voor personen die toegang hebben tot het primair onderzochte informaticasysteem.