Ga verder naar de inhoud

Rechtspraak-advocatuur Grond­wet­te­lijk Hof over onderzoek naar vaderschap

Volgens het Grondwettelijk Hof schendt art. 332quinquies, §3 BW de Grondwet in zoverre het de gerechtelijke vaststelling verhindert van het vaderschap van een wensouder als dat kind werd verwekt door exogene medisch begeleide voortplanting. Die artikelen laten niet toe dat het vaderschap gerechtelijk wordt vastgesteld wanneer er geen biologische band bestaat tussen de man in kwestie en het kind.

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Deel dit artikel

Rolnummer: 6794

Volgens het Grondwettelijk Hof schendt art. 332quinquies, §3 BW de Grondwet als het de gerechtelijke vaststelling verhindert van het vaderschap van een wensouder als het kind werd verwekt door exogene medisch begeleide voortplanting. Die artikelen laten niet toe dat het vaderschap gerechtelijk wordt vastgesteld wanneer er geen biologische band bestaat tussen de man in kwestie en het kind.

Feiten

In een geschil voor de rechtbank van eerste aanleg te Henegouwen, afdeling Bergen, sectie familiezaken, zijn drie prejudiciële vragen gerezen over de artikelen 322 en 332quinquies, §3 BW.

In casu was een vrouw in maart 2016 bevallen van een kind, verwekt bij haar door kunstmatige bevruchting met donatie van gameten van een derde (exogene medische begeleide voortplanting). Haar mannelijke partner, de wensvader van het kind, stemde toe. Voor de geboorte van het kind, in december 2015, overleed de wensvader. Om het vaderschap te kunnen vaststellen had de moeder een vordering ingesteld tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van haar overleden partner. Maar zijn erfgenamen verzetten zich daartegen.

Omdat de artikelen 322 en 332quinquies, §3 BW niet toelaten het vaderschap gerechtelijk vast te stellen wanneer geen biologische band bestaat tussen de man in kwestie en het kind, kan het vaderschap niet gerechtelijk worden vastgesteld bij een exogene medische begeleide voortplanting. De rechtbank meent uit de artikelen 27 en 56 MBV-wet niet te kunnen afleiden dat in casu zou mogen worden afgeweken van de toepassing van artikel 332quinquies, §3 BW. Zij stelt drie prejudiciële vragen aan het Grondwettelijk Hof, gelet op de eventueel discriminerende gevolgen van art. 332quinquies, §3 BW.
 

Prejudiciële vragen

Twee prejudiciële vragen betreffen een verschil in behandeling tussen:

  • Paren die gebruikmaken van een techniek van exogene medisch begeleide voortplanting en de paren die gebruikmaken van een techniek van endogene medisch begeleide voortplanting, en ook tussen de kinderen die zijn geboren met behulp van die voortplantingstechnieken. Het vaderschap van kinderen verwekt door exogene medisch begeleide voortplanting (met gebruik van gameten van een donor) kan immers niet gerechtelijk worden vastgesteld, terwijl dit wel kan mocht het kind verwekt zijn door endogene medisch begeleide voortplanting (met gebruik van eigen gameten) (B.4.1).
     
  • Paren die worden gevormd door een man en een vrouw die gebruikmaken van een techniek van exogene medisch begeleide voortplanting en paren die worden gevormd door twee vrouwen die gebruikmaken van een techniek van exogene medisch begeleide voortplanting, en ook tussen de kinderen die zijn geboren met behulp van een dergelijke techniek. Het vaderschap van kinderen verwekt door exogene medisch begeleide voortplanting binnen een koppel bestaande uit een man en vrouw kan immers niet gerechtelijk worden vastgesteld, terwijl krachtens artikel 325/8 BW art. 332quinquies, §3 BW niet van toepassing is op de vordering tot onderzoek naar het meemoederschap die strekt tot de vaststelling van de afstamming van een kind ten aanzien van de vrouwelijke partner van zijn moeder (B.4.2).

Krachtens de derde prejudiciële vraag moest het Hof nagaan of de belemmering om het vaderschap gerechtelijk vast te stellen van een kind dat geboren werd door exogene medisch begeleide voortplanting, verenigbaar is met het recht op eerbiediging van privé- en gezinsleven (B.4.3.).

Redenering van het Hof

Volgens het Hof voert art. 332quinquies, §3 BW een verschil in behandeling in tussen kinderen m.b.t. tot hun recht om een tweede afstammingsband te laten vaststellen op basis van (B.5.1):

  • De omstandigheden van hun verwekking
  • Het kader van wensouderschap waarin ze worden geboren, meer bepaald of het paar bestaat uit een man en vrouw of uit twee vrouwen (geslacht en seksuele geaardheid van de ouders)
     

Het Hof acht deze criteria objectief (B.5.2), maar niet relevant voor het doel van de bepaling. Onder verwijzing naar art. 318, §4 BW, de artt. 27 en 56 MBV-wet en de Wet Meemoederschap van 5 mei 2014, overweegt het Hof dat wanneer de wetgever de situatie beoogt van kinderen geboren met behulp van exogene medisch begeleide voortplanting, hij de vaststelling en het behoud van de afstammingsband tegenover de wensouders mogelijk wil maken, niettegenstaande een biologische band ontbreekt. De criteria die in art. 332quinquies, §3 BW worden gehanteerd en die tot de eerste twee prejudiciële vragen (en verschillen in behandeling) hebben geleid, zijn voor dat doel niet relevant (B.6.2-B.9.2).
 

Wat de derde prejudiciële vraag betreft, stelt het Hof dat art. 332quinquies, §3 BW op onevenredige wijze afbreuk aan het recht op eerbieding van het privé- en gezinsleven van het betrokken kind, en aan zijn recht dat rekening wordt gehouden met zijn hoger belang doordat het de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de wensvader verhindert die toegestemd had in de verwekking van een kind door exogene medisch begeleide voortplanting die geleid heeft tot de geboorte van het kind (B.11.2).

Besluit

Het Hof besluit dan ook dat art. 332quinquies, §3 BW de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet schendt als het de gerechtelijke vaststelling verhindert van het vaderschap van de man die de medewensouder is en wiens wensouderschap heeft geleid tot de geboorte van een kind dat is verwekt met behulp van een techniek van exogene medisch begeleide voortplanting.

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen