Ga verder naar de inhoud

Rechtspraak-advocatuur Grond­wet­te­lijk Hof over betwisting vaderlijke erkenning

Het Grondwettelijk Hof bevestigt dat belanghebbende derden zoals grootouders uitgesloten zijn van het recht om een vaderlijke erkenning te betwisten. Het openbaar ministerie komt enkel tussen als de openbare orde in het gedrang is.

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Deel dit artikel

Rolnummer: 6804

Het Grondwettelijk Hof bevestigt dat belanghebbende derden zoals grootouders uitgesloten zijn van het recht om een vaderlijke erkenning te betwisten. Het openbaar ministerie komt enkel tussen als de openbare orde in het gedrang is.

Feiten

In casu was een vrouw bevallen van een kind dat door haar mannelijke partner werd erkend. Enkele maanden later overlijdt de vader, waarna de grootmoeder langs vaderszijde om persoonlijk contact met het kind vraagt op grond van art. 375bis BW. Ook vraagt ze om een deskundige aan te stellen om na te gaan of haar overleden zoon wel degelijk de biologische vader is van het kind, want daarover was twijfel gerezen. De moeder van het kind dient zelf geen betwistingsvordering in.

De familierechtbank in Namen beslist dat het een genetisch deskundigenonderzoek niet kan bevelen buiten een afstammingsvordering. De grootmoeder oefent dus eigenlijk een vordering tot betwisting van de vaderlijke erkenning krachtens art. 330 BW uit. Hoewel grootouders geen houder zijn van deze betwistingsvordering, is de rechtbank van oordeel dat een spanningsveld wordt gecreëerd tussen enerzijds het recht van het kind om contact te hebben met zijn grootouders, en anderzijds het voorbehouden karakter van het recht om de erkenning van het vaderschap te betwisten. Daarover stelt zij een prejudiciële vraag.

Pre­ju­di­ci­ë­le vraag

Krachtens de voorgelegde prejudiciële vraag wordt het Grondwettelijk Hof verzocht om na te gaan of art. 330 BW en art. 138bis Ger.W. bestaanbaar zijn met de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met art. 8 EVRM, in zoverre zij de grootouders van vaderszijde en het openbaar ministerie beletten om een vordering in te stellen tot betwisting van de erkenning van het vaderschap wanneer de persoon die het kind heeft erkend, is overleden en de moeder van het kind, die de biologische afstamming in twijfel lijkt te trekken, niet in rechte optreedt om de erkenning te betwisten (B.1.2).

Besluit

Volgens het Hof schenden de artikelen 330 BW en 138bis Ger.W. niet de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met art. 8 EVRM.

Volgens het Hof mag de wetgever het recht om een vordering in te stellen tot betwisting van de vastgestelde afstamming beperken tot de personen die daar rechtstreeks belang bij hebben, als dat erin bestaat de rechtszekerheid voor het kind te waarborgen, en bijgevolg grootouders niet beschouwen als personen met een rechtstreeks belang. Het criterium van een ‘rechtstreeks belang’ om een betwistingsvordering te kunnen instellen, is dus relevant (B.5.2- B.6.1).

Bovendien doet de beperking van het recht om een erkenning te betwisten tot personen met een werkelijk belang evenmin afbreuk aan het hoger belang van het kind. Want er kan worden vermoed, aldus het Hof, dat de persoon die het kind heeft erkend, de persoon die ingestemd heeft met die erkenning, en ook de persoon die, in voorkomend geval, de afstamming opeist in beginsel het meest geschikt zijn om een vordering tot betwisting van de erkenning in te stellen wanneer het belang van het kind een dergelijke vordering vereist. Ook beschikt het kind zelf over een recht om een vordering in te stellen tot betwisting van de erkenning (B.6.2).

Daarnaast is het ook niet noodzakelijk voor de vrijwaring van het hoger belang van het kind dat het openbaar ministerie een vordering kan instellen tot betwisting van de erkenning van het vaderschap in andere hypothesen dan die onder de openbare orde ressorteren (B.7.2).

Tot slot doet het feit dat de grootouders de vaderlijke erkenning door hun overleden zoon, niet kunnen betwisten, gekoppeld aan het mogelijke stilzitten van het openbaar ministerie, geen afbreuk aan het recht van de grootouders om persoonlijk contact te onderhouden met het kind krachtens art. 375bis BW. Het onderhouden van persoonlijk contact tussen een kind en de persoon met wie hij of zij een bijzonder affectieve band heeft vereist geen bewijs van een biologische band (B.8).

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen