Ga verder naar de inhoud

Rechtspraak-advocatuur Grond­wet­te­lijk Hof oordeelt: fiscale visitaties gaan gepaard met voldoende waarborgen tegen misbruik

Op 12 oktober 2017 velde het GwH een arrest (nr. 116/2017) inzake de verenigbaarheid van de fiscale visitatie in het licht van een aantal grondrechten, inzonderheid het recht op de onschendbaarheid van de woning en het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven.

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Deel dit artikel

Rolnummer: 6503

GwH - arrest 116/2017 - prejudiciële vraag grondwettigheid fiscale visitatie

Op 12 oktober 2017 velde het GwH een prejudicieel arrest (nr. 116/2017) inzake de verenigbaarheid van de fiscale visitatie in het licht van een aantal grondrechten, inzonderheid het recht op de onschendbaarheid van de woning en het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven, zoals beschermd door respectievelijk de artikelen 15 en 22 van de Grondwet en artikel 8 van het EVRM. Het Hof besliste uiteindelijk dat de in het geding zijnde bepalingen de Grondwet niet schenden, nu zij een billijk evenwicht tot stand hebben gebracht tussen enerzijds de rechten van de betrokken belastingplichtigen en de noodzaak om een doeltreffende controle te organsieren op de toepassing van de regelgeving inzake inkomstenbelastingen en de btw. Het GwH ziet met andere woorden voldoende waarborgen tegen misbruiken (overweging B.16).

De fiscale visitatie, een bezoek bij belastingplichtigen ter controle van de correctheid van de belastingaangifte, wordt door twee bepalingen gedragen, enerzijds artikel 319, eerste lid WIB en anderzijds artikel 63, eerste lid WBTW. Die twee bepalingen lopen grotendeels gelijk en kennen aan de ambtenaren belast met het toezicht op de toepassing van de btw en de inkomstenbelasting een recht van vrije toegang toe tot de ruimten waar een economische activiteit wordt uitgeoefend, teneinde bijjvoorbeeld de boeken en de stukken te controleren. De ruimten waarvoor het recht van vrije toegang geldt, betreffen onder meer burelen, fabrieken en werkplaatsen.

De bodemzaak betreft het recht van vrije toegang op basis van de hierboven vermelde bepalingen tot de maatschappelijke zetel van een onderneming. De verwijzende rechter, de rechtbank van Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, verzoekt het GwH om een prejudiciële beslissing omtrent het voorhanden zijn van voldoende waarborgen om het recht op prive- en gezinsleven, alsook de onschendbaarheid van de woning, te eerbiedigen. Hij vraagt het GwH echter uitdrukkelijk het onderzoek naar de grondwettigheid niet door te voeren met betrekking tot het meenemen en kopiëren van materieel, casus die het GwH dan ook niet betrekt in zijn interpretatie.

De prejudiciële vraag luidde als volgt:

"Schenden de artikelen 319, eerste lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en 63, eerste lid van het btw - Wetboek de in de artikelen 15 en 22 van de Belgische Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens gewaarborgde rechten van onschendbaarheid van de woning en de eerbiediging van het privéleven, in die zin geïnterpreteerd dat zij de bevoegde fiscale ambtenaren een algemeen, onvoorwaardelijk en onbeperkt recht verlenen tot vrije toegang van de in die artikelen vermelde bedrijfslokalen, waarbij deze ambtenaren deze lokalen zonder voorafgaandelijke toestemming mogen doorzoeken en onderzoeken en andere daden stellen die aan een strafrechtelijke huiszoeking doen denken met het oog op het onderzoeken van de boeken en de stukken die zich aldaar bevinden, ongeacht of dit gebeurt met het oog op de controle van de toepassing van de fiscale wetgeving of met het oog op het vaststellen van strafrechtelijk gesanctioneerde fiscale inbreuken?"  

Grondwettigheidstoets artikelen 15 en 22 GW op basis van artikel 8 EVRM

Het GwH voert een toets door die grotendeels is afgestemd op een beantwoording van de prejudiciële vraag in het licht van artikel 8 EVRM, waarvan het tweede lid luidt:
"Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen."

De te toetsen normen voldoen aan de formele wettigheidsvereiste en de vereiste van materiële duidelijkheid

Zo stelt het GwH in de eerste plaats vast dat de ingreep formeel bij wet is bepaald (de artikelen 319 WIB en 63 WBTW), en bovendien in duidelijke en voldoende nauwkeurige bewoordingen is geformuleerd is, zodat de rechtzoekende zelf de gevolgen van zijn handelen kan inschatten. Wat dat betreft komt het GwH tot de conclusie dat de beide bepalingen voldoen aan het lex certa-beginsel. Zo achtte het GwH de bepalingen voldende duidelijk wat betreft het doel, voorwerp en tijdstip van de ingreep. Ook stelt het GwH vast dat er weliswaar een medewerkingsplicht bestaat ten aanzien van de uitoefening van de visitatie, maar dat de bepalingen van het WIB en WBTW niet toestaan dat de ambtenaren zich met dwang toegang verschaffen tot de betreffende lokalen en ruimtes (B.9.1-B10.2). Bovendien is tevens bepaald wat de mogelijke gevolgen zijn van een weigering tot medewerking aan een visitatie, zoals een administratieve geldboete of in bepaalde gevallen zelfs een strafrechtelijke sanctie. 

Het GwH verwijst daarnaast naar rechtspraak van het Hof van Cassatie, dat reeds de verplichting om de boeken en de stukken te laten controleren in de ondernemingsruimten uit artikel 63 WBTW had geïnterpreteerd in die zin dat die bepaling geen voorafgaande toestemming tot inzage van de boeken en stukken van de gevisiteerde verlangt. Nu een wet van 19 mei 2010 de visitatiebevoegdheid in het WIB afstemde op die van het WBTW, gaat het GwH ervan uit dat "de leer van het voormelde arrest ook geldt voor de inkomstenbelastingen" (B.11.2).

Aldus besluit het GwH zijn overwegingen met betrekking tot de materiële duidelijkheidsvereiste van de bepalingen van het WIB en het WBTW ter zake het volgende:

"B.12. Uit het bovenstaande blijkt dat, in tegenstelling tot wat wordt vermeld in de prejudiciële vraag, de bevoegde ambtenaren bij ee n fiscale visitatie niet over een algemeen, onvoorwaardelijk en onbeperkt recht van vrije toegang tot de beroepslokalen beschikken. De in het geding zijnde bepalingen vermelden de personen die ertoe gehouden zijn de belastingadministratie vrije toegang tot beroepslokalen te verlenen, zij preciseren waar, wanneer en door wie de visitatie kan worden uitgevoerd en wat het voorwerp ervan is. Rekening houdend met wat in het bijzonder is vermeld in B.10.2 en B.11.3, zijn zij voldoende duidelijk opdat de rechtsonderhorige kan weten waaraan hij zich moet verwachten en voldoen zij aldus aan de vereiste van voorzienbaarheid bedoeld in artikel 8.2 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens"

Proportionaliteit

Ten slotte snijdt het GwH het proportionaliteitsvraagstuk aan (noodzakelijkheid in een democratische samenleving en een redelijke verhouding van de ingreep tot de beoogde doelstelling). 

Het GwH bevestigt dat de fiscale visitatie in een democratische samenleving noodzakelijk geacht kan worden, nu zij erop gericht is de regelmatigheid van de belastingaangifte na te gaan.

Voor het overige zijn er voldoende waarborgen die een disproportionele inperking van grondrechten kunnen voorkomen. Zo moeten de ambtenaren een aanstellingsbewijs kunnen voorleggen, dienen ze er zorg voor te dragen dat de belastingplichtige niet wordt belemmerd in zijn beroepsuitoefening en kunnen ze hem er niet toe dwingen zijn beroepsgeheim te schenden. Dat beroepsgeheim kan echter niet worden ingeroepen, louter om een fiscale controle te vermijden (B. 13.1-B.13.4; waarbij het GwH verwijst naar Cass., 17 juni 1969, Arr. Cass., 1969, 1036).

Een bijkomende vraag in dit verband betreft het feit dat de visitatie mogelijk is ongeacht of ze gebeurt met het oog op de toepassing van de fiscale wetgeving of met het oog op het vaststellen van strafrechtelijk gesanctioneerde fiscale inbreuken. Het GwH wijst erop dat de fiscale visitatie een fundamenteel ander doel heeft dan de strafvervolging, te weten de controle van de regelmatigheid van de belastingaangifte en dit onafhankelijk van een vermoeden van fraude, en zonder aldus te beschikken over gerechtelijke opsporingsbevoegdheden. De keerzijde van het gebrek aan penale kwaliteit van de fiscale visitatie, is de onmogelijkheid zich te beroepen op het zwijgrecht en het non-incriminatierecht (B.14.1-B.14.4).

Een verdere waarborg tegen misbruik is terug te vinden in de mogelijke nietigheid van de visitatie bij overschrijding van de grenzen van de onderzoeksbevoegdheid. Die kan immers worden uitgesproken door de ter zake bevoegde rechter, de rechtbank van eerste aanleg (art. 569, 32° Ger.W.), die de evenredigheid van de ingreep controleert en aldus een effectieve rechterlijke controle waarborgt (B.15.1-B.15.2).

Om al die redenen ziet het GwH geen grondwettigheidsbezwaren in de fiscale visitatie in het licht van de onschendbaarheid van de woning en het recht op bescherming van privé- en gezinsleven.

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen