Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Grondwettelijk Hof moet prejudiciële vragen beantwoorden over btw-listing
Bij vonnis van 16 oktober 2017 stelt de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel twee prejudiciële vragen aan het Grondwettelijk Hof over de toepassing van de btw-listing door advocaten. In afwachting van dat arrest van het Grondwettelijk Hof verwijst de rechtbank de zaak naar de rol.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: 2015/959/A
Voorgeschiedenis
Op basis van art. 53quinquies Btw-wetboek en het Koninklijk Besluit nr. 23 (cfr. randnr. 161 van Circulaire 167/2013) zouden advocaten in principe telkens op 31 maart een opgave moeten indienen van hun btw-belastingplichtige afnemers, aan wie ze in het voorgaande kalenderjaar voor meer dan 250 euro diensten (excl. btw) hebben verstrekt. De OVB heeft zich vanaf de aanvang tegen die verplichting tot het indienen van een btw-listing verzet en voert daarvoor al enkele jaren een juridische strijd. Eerder velde de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel een beschikking in kort geding op 26 maart 2015 en daarna werd het beroep tegen die beschikking door het hof van beroep Brussel verworpen bij arrest van 25 november 2015.
Nog geen definitief vonnis in procedure ten gronde
Sindsdien was het wachten op het vonnis van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel in de procedure ten gronde. Door het overlijden van de advocaat van de Belgische Staat en de aanstelling van een nieuwe raadsman werd uitstel toegekend, waardoor de zaak pas dit jaar werd behandeld. Tengevolge het arrest van de kortgedingrechter in beroep deden de OVB en de twee vennootschappen van gewezen bestuurders afstand van geding en trad enkel nog een gewezen bestuurder in persoonlijke naam op. Bij vonnis van 16 oktober 2017 stelt de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel thans twee prejudiciële vragen aan het Grondwettelijk Hof over de toepassing van de btw-listing door advocaten en verwijst ze in afwachting van dat arrest van het Grondwettelijk Hof de zaak naar de rol.
Rechtbank vraagt Grondwettelijk Hof zich eerst uit te spreken over mogelijke schending Grondwet door indienen btw-listing
Op basis van de overwegingen dat het beroepsgeheim van advocaten een bijzondere bescherming geniet en dat het loutere feit dat een beroep wordt gedaan op een advocaat eveneens onder dat beroepsgeheim valt, meent de rechtbank dat het Grondwettelijk Hof zich eerst moet uitspreken over de mogelijke schending van de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet door de verplichting tot indienen van een btw-listing.
- Schendt artikel 53 quinquies W.BTW het artikel 22 van de gecoördineerde Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 8 van het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens, doordat de advocaten in het kader van de indiening van een btw-listing gegevens dienen mede te delen die onder het beroepsgeheim vallen?
- Schendt artikel 53quinquies W.BTW de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 8 van het Europees verdrag voor de Rechten vand e Mens, doordat de advocaten op een identieke wijze worden behandeld als de btw-belastingplichtigen die geen advocaat zijn, terwijl advocaten gebonden zijn door het beroepsgeheim dat beschermd wordt door de artikelen 6 en 8 E.V.R.M.?
Reactie OVB
De OVB verheugt zich erover dat de rechtbank de door haar vertolkte visie volgt en is bijzonder tevreden dat het Grondwettelijk Hof zich ditmaal effectief zal moeten uitspreken over het beroepsgeheim van de advocatuur in de btw-context, nadat het Hof in zijn arrest 27/2017 van 23 februari 2017 de aangevoerde middelen over het beroepsgeheim onontvankelijk had verklaard.