Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Gebruik onrechtmatig bewijs in fiscale zaken verworpen door Hof van Justitie
Na het Hof van Cassatie heeft inmiddels ook het Hof van Justitie zich uitgesproken over het gebruik van onrechtmatig bewijs in fiscale zaken.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: C-419/14
Na het Hof van Cassatie heeft inmiddels ook het Hof van Justitie zich uitgesproken over het gebruik van onrechtmatig bewijs in fiscale zaken. Het Hof van Justitie blijkt ter zake een striktere interpretatie voor te staan dan het Hof van Cassatie.
Prejudiciële vragen in geding belastingplichtige en Hongaarse nationale belastings- en douanedienst
Met zijn arrest van 17 december 2015 beantwoordde het Hof een reeks prejudiciële vragen van de bestuurs- en arbeidsrechter te Boedapest in het geding tussen WebMindLicences Kft. (hierna WML) en de Hongaarse nationale belastings- en douanedienst, waarbij die laatste na een belastingcontrole bij WML verschillende navorderingen had opgelegd. WML stelde daartegen beroep in en verweet de Hongaarse nationale belastings- en douanedienst meer bepaald "gebruik te hebben gemaakt van bewijzen die buiten haar medeweten waren verkregen door afluistering van telefoongesprekken en inbeslagname van e-mails in een parallelle strafprocedure waartoe zij geen toegang had gekregen." (Feiten van het hoofdgeding, randnr. 23). De prejucidiële vragen 10 tot en met 15 stellen specifiek die problematiek aan de orde.
Beoordeling door het Hof van Justitie
Bij zijn beoordeling daarvan wees het Hof onder meer op de volgende elementen:
- "Het Unierecht verzet zich niet ertegen dat de belastingdienst, teneinde vast te stellen dat sprake is van misbruik inzake btw, in een administratieve procedure gebruik maakt van bewijzen die in een parallelle nog niet afgesloten strafprocedure zijn verkregen, mits de door het Unierecht en inzonderheid het Handvest gewaarborgde rechten worden geëerbiedigd." (randnr. 68)
- "[...] beperkingen op de uitoefening van de in het Handvest erkende rechten en vrijheden moeten bij wet worden vastgesteld en moeten de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen. Met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel kunnen slechts beperkingen worden gesteld indien zij noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen." (randnr. 69)
- Bij gebreke van een voorafgaande rechterlijke machtiging voor de inbeslagname van e-mails en het afluisteren van telefoongesprekken vereist de bescherming van individuen tegen willekeurige inbreuken door de openbare macht op de door artikel 7 van het Handvest gewaarborgde rechten een wettelijk kader en strikte beperkingen (randnr. 77). Die wettelijke basis moet voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn en een zekere bescherming bieden tegen eventueel willekeurig optreden randnr. 81).
Het Hof verklaart finaal voor recht dat:
"4) Het Unierecht moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet ertegen verzet dat met het oog op de toepassing van artikel 4, lid 3, VEU, artikel 325 VWEU, de artikelen 2, 250, lid 1, en 273 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 oktober 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, de belastingdienst, teneinde het bestaan van misbruik inzake belasting over de toegevoegde waarde aan te tonen, kan gebruikmaken van bewijzen die in een parallelle nog niet afgesloten strafprocedure buiten het medeweten van de belastingplichtige zijn verkregen, bijvoorbeeld door middel van afluistering van telefoongesprekken en inbeslagname van emails, op voorwaarde dat bij de verkrijging van deze bewijzen in deze strafprocedure en bij het gebruik ervan in de administratieve procedure de door het Unierecht gewaarborgde rechten niet zijn geschonden.
In omstandigheden als in het hoofdgeding is het krachtens de artikelen 7, 47 en 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie de taak van de nationale rechter die de wettigheid toetst van de beslissing tot navordering van belasting over de toegevoegde waarde die op dergelijke bewijzen steunt, om na te gaan of, ten eerste, het afluisteren van telefoongesprekken en de inbeslagname van emails bij de wet vastgestelde en in de strafprocedure noodzakelijke onderzoeksmiddelen waren en, ten tweede, het gebruik door deze dienst van de met deze middelen verkregen bewijzen eveneens bij wet was toegestaan en noodzakelijk was. Bovendien is het zijn taak om na te gaan of de belastingplichtige in overeenstemming met het algemene beginsel van eerbiediging van de rechten van verdediging in de administratieve procedure de mogelijkheid heeft gehad om toegang tot deze bewijzen te hebben en over deze bewijzen te worden gehoord. Indien de nationale rechter vaststelt dat deze belastingplichtige deze mogelijkheid niet heeft gehad of dat deze bewijzen in de strafprocedure zijn verkregen of in de administratieve procedure zijn gebruikt met schending van artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet hij deze bewijzen buiten beschouwing laten en deze beslissing nietig verklaren indien zij als gevolg daarvan grondslag mist. Deze bewijzen moeten eveneens buiten beschouwing worden gelaten wanneer deze rechter niet gemachtigd is te controleren of zij in de strafprocedure zijn verkregen in overeenstemming met het Unierecht of wanneer hij zich niet op zijn minst ervan kan vergewissen op basis van een toetsing die reeds door een strafgerecht is verricht in een procedure op tegenspraak, dat deze bewijzen zijn verkregen in overeenstemming met dat recht."