Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Europees Aanhoudingsbevel kan worden uitgesteld wegens onmenselijke detentieomstandigheden
Op 5 april 2016 antwoordde het Hof van Justitie van de EU op een Duitse prejudiciële vraag dat de tenuitvoerlegging van een Europees Aanhoudingsbevel kan worden uitgesteld wanneer er een concreet en reëel risico bestaat dat de betrokken persoon in onmenselijke detentieomstandigheden zal belanden.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: C-2016-198
Een Duitse rechter moest zich uitspreken over de tenuitvoerlegging van twee Europese Aanhoudingsbevelen (EAB). Het eerste EAB werd uitgevaardigd door Hongarije met het oog op de strafvervolging van een aantal inbraken. Het tweede EAB werd uitgevaardigd door Roemenië met het oog op de uitvoering van een Roemeense veroordeling tot een vrijheidsstraf.
Slechte detentieomstandigheden in uitvaardigende staat
De Duitse rechter stelt vast dat zowel Hongarije als Roemenië recent door het EHRM werden veroordeeld wegens een schending van artikel 3 EVRM omdat de detentieomstandigheden in de overbevolkte gevangenissen beneden de mensenrechtelijke standaard waren. Ook het Europees Comité ter Preventie van foltering en onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen stelde die barre detentieomstandigheden in beide landen vast.
De Duitse rechter vroeg zich daarom af of die omstandigheden een overlevering in de weg kunnen staan wanneer de uitvaardigende staat geen waarborgen kan geven die dat beletsel wegnemen. De rechter stelde daarom in beide zaken een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Hof van Justitie: tenuitvoerlegging EAB mag grondrechten niet schenden
Het Hof herhaalt dat het EAB berust op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en dat EAB's in principe moeten worden uitgevoerd door de andere EU-lidstaten, tenzij er sprake is van de in het kaderbesluit bepaalde weigeringsgronden. Toch stelt het Hof vast dat lidstaten altijd en overal de fundamentele grondrechten moeten respecteren. Het verbod op foltering of onmenselijke of vernederende behandeling is een van die fundamentele rechten (artikel 3 EVRM en artikel 4 EU-Handvest).
De tenuitvoerlegging van een EAB mag dan ook niet leiden tot een schending van die bepalingen, bijvoorbeeld door de slechte detentieomstandigheden. Wanneer de uitvoerende lidstaat vaststelt dat er een reëel risico bestaat dat de betrokkene zal worden onderworpen aan zulke detentieomstandigheden, kan ze de tenuitvoerlegging van het EAB uitstellen.
Reëel en concreet risico
Vermoedens van slechte detentieomstandigheden volstaan echter niet. Objectieve en nauwkeurige gegevens (zoals arresten van het EHRM of rapporten van de CPT) moeten ze vaststellen.
Het is ook niet voldoende dat de algemene detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat ondermaats zijn. De uitvoerende lidstaat moet op basis van precieze en concrete gegevens redelijkerwijze kunnen verwachten dat er een reëel risico bestaat dat de betrokkene in concreto in zulke omstandigheden zal verzeilen. Eventueel moet aan de uitvaardigende lidstaat bijkomende inlichtingen ter zake worden gevraagd.
Pas wanneer die bijkomende inlichtingen dergelijk risico kunnen uitsluiten, kan de uitvoerende staat overgaan tot de tenuitvoerlegging van de EAB. Indien dat gevaar niet binnen een redelijke termijn kan worden uitgesloten, kan de rechter in de uitvoerende staat beslissen om de overleveringsprocedure definitief te beëindigen.