Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Erkenning Salduz-leer door de jeugdrechtbank van Antwerpen
Op 27 november 2008 velde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Salduz t. Turkije een mijlpaalarrest. Het EHRM besloot unaniem dat voor de verdachte de toegang tot een raadsman mogelijk moet zijn vanaf de aanvankelijke fase van het politieverhoor. Dit standpunt van het Hof werd al meermaals in diverse arresten van het EHRM bevestigd. Bovendien legt de rechtspraak van het EHRM aan de gerechtelijke autoriteiten op de verdachte te informeren over zijn recht op stilzwijgen en zijn recht op bijstand van een advocaat (cautieplicht).
Het recente vonnis van 15 februari 2010 van de jeugdrechtbank van Antwerpen erkent het recht op bijstand van een advocaat bij het politieverhoor. Zo oordeelt de rechtbank dat “art. 6 EVRM - met directe werking in de nationale rechtsorde zoals met interpretatief gezag van gewijsde uitgelegd door het EHRM - vereist dat een minderjarige beroep kan doen op een advocaat of een vertrouwenspersoon vanaf het eerste politieverhoor (…)”.
Bovendien erkent de jeugdrechtbank de cautieplicht in hoofde van de gerechtelijke autoriteiten. “De mededelingen opgesomd in art. 47bis Sv. die aan de minderjarige voorafgaand de ondervraging werden gedaan, behelzen niet de kennisgeving van het recht op te zwijgen (…)”, aldus de rechtbank.
De jeugdrechtbank besluit: “Nu [aan de] minderjarige geen toegang werd gegeven tot een vertrouwenspersoon of een advocaat bij het eerste politieverhoor, zou zijn recht op een eerlijk proces onherstelbaar miskend zijn wanneer de alzo afgelegde bekentenis wordt gebruikt om het ten laste gelegde als misdrijf omschreven feit bewezen te verklaren. De verklaring van minderjarige dient derhalve te worden uitgesloten als bewijs van het als misdrijf omschreven feit.”. Overeenkomstig de Antigoon-leer moet het bewijs worden uitgesloten wanneer het gebruik van desbetreffend bewijs een schending van het recht op een eerlijk proces zou opleveren. De minderjarige werd derhalve vrijgesproken.