Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Erelonen en kosten van gerechtsdeskundigen
Het Arbitragehof heeft in een arrest van 25 januari 2007 twee prejudiciële vragen betreffende de erelonen en kosten van gerechtsdeskundigen beantwoord.
Rolnummer: 3972
Het Arbeidshof te Luik vroeg in een eerste prejudiciële vraag of artikel 982, tweede lid Ger. W. een discriminatie inhoudt omdat in die bepaling de wettelijke mogelijkheid wordt gecreëerd om rechtzoekenden verschillend te behandelen, naargelang van de evaluatiecriteria van het ereloon en de kosten van de gerechtsdeskundigen. Artikel 167, vierde lid van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen (hierna: de wet van 14 juli 1994) wijkt van het algemene principe af en bepaalt dat de Koning een tarief voor het ereloon en de kosten van de deskundigen kan vaststellen.
Het Arbitragehof oordeelde dat artikel 982, tweede lid Ger. W. met de bewoording “behoudens een andere wetsbepaling” slechts wijst op het beginsel volgens hetwelk een bepaling van wetgevende aard mag afwijken van een andere bepaling van dezelfde aard. Het gelijkheidsbeginsel werd niet geschonden.
Met een tweede prejudiciële vraag wilde het Arbeidshof te Luik vernemen of artikel 167, vierde lid van de wet van 14 juli 1994 de rechtzoekenden ongerechtvaardigd verschillend behandelt door de Koning ertoe te machtigen een tarief vast te stellen voor het ereloon en de kosten van de gerechtsdeskundigen en waarbij de evaluatiecriteria die van toepassing zijn in het gemeen recht (art. 982, tweede lid Ger. W.), niet gelden.
Het Arbitragehof oordeelde dat het verschil in tarifering van de erelonen en kosten van de deskundige berust op objectieve criteria. De gemeenrechtelijke regeling is van toepassing op een zeer breed en gevarieerd gamma aan deskundigen en –onderzoeken, terwijl de bijzondere regeling slechts toepasselijk is op medische experten in het kader van betwistingen i.v.m. de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. In de gemeenrechtelijke regeling wordt de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot het betalen van de kosten, terwijl in de bijzondere regeling steeds het RiZiv hiertoe wordt veroordeeld, behalve in geval van tergend en roekeloos geding. Tot slot liepen voor de invoering van art. 167, vierde lid de ereloonstaten zonder aanwijsbare redenen zeer sterk uiteen.