Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur EHRM vraagt uitdrukkelijke reactie strafrechter op Salduzschendingen
In principe mogen bekentenissen die in strijd met de Salduzwet zijn afgelegd, niet worden gebruikt om de veroordeling op te gronden. In twee recente arresten gaat het EHRM evenwel nog verder en vraagt een uitdrukkelijke reactie van de strafrechter op de schendingen.
Rolnummer: 55749/08 en 65032/09
In principe heeft elke (van zijn vrijheid beroofde) verdachte recht op bijstand van een advocaat tijdens de eerste politieverhoren. Wanneer dat niet het geval is, mogen zijn verklaringen in principe niet worden gebruikt om de veroordeling op te gronden (artikel 47bis §6 Sv.). In twee arresten van 29 januari 2015 waarbij dat principe geschonden werd (Yevgeniy Petrenko t/ Oekraïne en A.V. t/ Oekraïne) gaat het EHRM evenwel nog verder en vraagt het een uitdrukkelijke reactie van de strafrechter op de schendingen.
In beide zaken wordt een schending vastgesteld van artikel 6 EVRM omdat de verdachten geen bijstand van een advocaat kregen bij hun eerste verhoor. De bekentenissen tijdens dat verhoor werden weliswaar niet vermeld in de bewijsmotivering van de nationale rechtbanken, maar ze werden ook niet uitgesloten (in het tweede arrest werd die uitsluiting zelfs uitdrukkelijk geweigerd). Daarom kan het EHRM niet uitsluiten dat die bekentenis toch nog een invloed heeft gehad op de rechterlijke bewijsbeslissing. In het eerste arrest was dat eens te meer het geval omdat de verdachte in een navolgend verhoor, mét bijstand van een advocaat, werd gevraagd zijn eerdere bekentenis te herhalen. Die bevestigende verklaring, die volgens het Hof een direct vervolg van de eerste bekentenis was, werd wel als bewijs gebruikt.
Die twee arresten tonen aan dat de enkele bewijsuitsluiting niet altijd volstaat. De verklaring moet dus formeel buitenspel worden gezet door de rechterlijke instanties (de bodemrechter of de onderzoeksgerechten tijdens de regeling der rechtspleging) en mag op geen enkele wijze – noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks – bijdragen tot de veroordeling.