Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur EHRM: Het recht op tegenspraak is geen vrijgeleide voor loze beschuldigingen
In het arrest-Füchs oordeelt het EHRM dat de veroordeling van een Duitse advocaat wegens lasterlijke beweringen tegenover een deskundige, geen schending van het recht op vrije meningsuiting (artikel 10 EVRM) uitmaakt. De verdediging mag kritisch tegenspraak voeren over het deskundigenbewijs in strafzaken, maar dat is geen vrijgeleide voor loze beschuldigingen zonder objectieve grondslag.
Merve Köse
Dominique Dombret
Rolnummer: 29222/11 en 64345/11
Een Duitse advocaat verdedigt een man die wordt verdacht van het bezit van kinderporno. De inhoud van versleutelde bestanden op de computer van de verdachte wordt met behulp van een computerdeskundige onthuld. In zijn verweer tegen de beschuldiging van zijn cliënt trekt de advocaat ten strijde tegen de deskundige. Hij beweert dat de deskundige de bestanden heeft gemanipuleerd. Zonder uitleg over de werkwijze van de deskundige, is zijn getuigenis bovendien uiterst twijfelachtig. De deskundige dient daarop klacht in tegen de advocaat. De Duitse rechtbank veroordeelt de advocaat tot een geldboete voor laster, omdat hij de deskundige zonder objectieve grond verwijt valse resultaten te hebben meegedeeld. De advocaat krijgt een tuchtsanctie omdat de waardigheid van het beroep is geschonden.
EHRM wijst klacht advocaat af
Daarop trekt de advocaat naar Straatsburg. Hij werpt voor het EHRM op dat zijn expressievrijheid (artikel 10 EVRM) is geschonden: als advocaat moet hij zich kritisch kunnen uitlaten over methoden van deskundigen die in rechte getuigen en twijfel kunnen uiten over de accuraatheid van die deskundigenverklaringen. Het EHRM gaat hier evenwel niet in mee. Omdat de advocaat een centrale positie in de rechtsbedeling inneemt en als 'brug' fungeert tussen de burger en justitie, kunnen beperkingen van zijn expressievrijheid toegelaten zijn.
Beperkingen kunnen in casu legitiem zijn om de reputatie van de deskundige te beschermen, die zijn opdracht moet uitvoeren zonder verstoord te worden door offensieve verbale aanvallen. Het EHRM acht de veroordeling gerechtvaardigd omdat de advocaat zonder objectieve grondslag kritiek levert op de deskundige om zijn reputatie te schaden en zijn getuigenis zo nutteloos te maken. Van een advocaat kan nochtans verwacht worden dat hij zijn beweringen staaft. Een advocaat mag zich wel kritisch en in scherpe bewoordingen uitlaten over het bewijs van de tegenpartij, maar doet dat steeds discreet, eerlijk en waardig. De straf was niet disproportioneel, zodat het EHRM de klacht als ongegrond afwees.
Loze beschuldigingen vallen niet onder bescherming expressievrijheid
Het recht op tegenspraak, een fundamenteel onderdeel van het recht op een eerlijk proces, vereist dat de verdediging zich in principe tegen het gebruik van elk bewijsmiddel mag verzetten en de authenciteit of betrouwbaarheid ervan mag betwisten. De verdediging mag dus steeds haar opmerkingen over het verslag of de getuigenis van een deskundige formuleren. Dat is echter geen onbeperkt recht, zo bewijst dit arrest. Hoewel het EHRM ook eerder al erkende dat een advocaat zich in scherpe bewoordingen mag uitlaten jegens rechters, advocaten en deskundigen, vallen loze beschuldigingen dus niet onder die bescherming van de expressievrijheid van de advocatuur.