Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur EHRM 27 april 2017 - Inbreuk op het privéleven van de advocaat bij onderzoek van zijn bankrekening
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens sprak zich op 27 april 2017 uit over de vraag naar een mogelijke schending van het recht op het privéleven van de advocaat naar aanleiding van een onderzoek van zijn bankrekening.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: 73607/13
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens sprak zich op 27 april 2017 uit over de vraag naar een mogelijke schending van het recht op het privéleven van de advocaat naar aanleiding van een onderzoek van zijn bankrekening.
Feiten
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar georganiseerde fraude door onder meer een cliënt van mr. Sommer (een Duitse advocaat), vroeg het Openbaar Ministerie informatie aan de bank van die advocaat. Het betrof meer bepaald alle transacties van de voorgaande twee jaar van zowel de professionele bankrekening van mr. Sommer als zijn privérekeningen. Het Openbaar Ministerie vermoedde dat het ereloon van mr. Sommer betaald was met gelden afkomstig uit illegale activiteiten. De bank werd verzocht om het verzoek tot informatie niet mee te delen aan mr. Sommer.
De bank ging akkoord en maakte een lijst van 53 transacties over, die als bewijs werd opgenomen in het strafdossier. Mr. Sommer nam er als raadsman van de inverdenkinggestelde kennis van tijdens de lectuur van het strafdossier. Hij verzocht het Openbaar Ministerie en de rechtbanken om de gegevens terug te geven, maar zonder resultaat.
Gerechtelijke stappen
Volgens de nationale rechtbank was het onderzoek wettig en had de bank vrijwillig de informatie gegeven. Het hof van beroep bevestigde de uitspraak en oordeelde dat de beschermingsmaatregelen, meer bepaald het beroepsgeheim van de advocaat, betreffende het in beslag nemen van documenten die aan de advocaat worden toevertrouwd, niet van toepassing waren. Het federale Grondwettelijk Hof verwierp de klacht van mr. Sommer.
Mr. Sommer wendde zich vervolgens tot het EHRM op grond van artikel 8 EVRM. Hij voerde aan dat de Duitse instanties zonder enige verantwoording informatie over zijn bankrekening hadden verzameld, opgeslagen en beschikbaar gemaakt en daarbij ook informatie over zijn cliënten hadden vrijgegeven.
Recht op privéleven advocaat geschonden: EHRM argumenteert
Het EHRM oordeelde vooreerst dat het verzamelen, opslaan en beschikbaar maken van de professionele banktransacties van mr. Sommer, een inbreuk uitmaakt op zijn recht op respect voor zijn professioneel beroepsgeheim en zijn privéleven.
De verantwoording voor deze inbreuk, namelijk het voorkomen van misdrijven, het beschermen van de rechten en de vrijheden van anderen en het economisch welzijn van het land, is op zich legitiem. Volgens het Hof was echter de draagwijdte van het verzoek naar informatie bijzonder ruim. Het was met name enkel beperkt in de tijd en betrof alle informatie over de bankrekening en –transacties van mr. Sommer. Hierdoor werd een volledig beeld geschetst van de professionele activiteit van mr. Sommer en werd informatie over zijn cliënten verschaft.
Bovendien compenseerden de procedurele beschermingsmaatregelen de tekortkomingen in de beperkingen van het verzoek naar informatie niet:
- dergelijke beschermingsmaatregelen zijn niet geboden door (Duits) art. 161 Wb. Sv., dat de wettelijke basis uitmaakt voor de verzoeken, de verzameling en het opslaan van informatie;
- hoewel de specifieke beschermingsmaatregelen voor advocaten (Duits art. 160a Wb. Sv.), meer bepaald het beroepsgeheim van de advocaat, opgeschort konden worden als bepaalde feiten een vermoeden van deelname aan een misdrijf verantwoorden, bleef het vermoeden tegen mr. Sommer in casu bijzonder vaag;
- tot slot was het onderzoek niet bevolen door een gerechtelijke instantie en waren geen specifieke procedurele maatregelen toegepast om het beroepsgeheim van de advocaat te beschermen.
Het EHRM besloot dat het onderzoek van de bankrekeningen van mr. Sommer buiten proportie was en niet noodzakelijk was in een democratische samenleving. Artikel 8 EVRM is dan ook geschonden.