Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur De overgangsbepalingen van de nieuwe echtscheidingswet
Het Grondwettelijk Hof deed op 18 juni 2009 uitspraak over de prejudiciële vraag aangaande de artikelen 229, § 1, en 301, § 2, van het Burgerlijk Wetboek, artikel 1254, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals die artikelen respectievelijk zijn vervangen bij de artikelen 2, 7 en 22 van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding, en artikel 42, § 2, van dezelfde wet.
Binnen de rechtsleer en rechtspraak bestaat discussie over de overgangsbepalingen van de nieuwe echtscheidingswetgeving en het recht dat van toepassing is op de in het geding zijnde procedure.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: 4484
Volgens de ene strekking is elke tegenvordering die in het raam van een vóór 1 september 2007 ingestelde hoofdvordering en die na die datum wordt geformuleerd, onderworpen aan de nieuwe wet.
Volgens de tweede strekking, die zich met name baseert op artikel 42 van de wet van 27 april 2007, blijft de hele procedure onderworpen aan de vroegere wet, met inbegrip van een tegenvordering die is ingesteld na de inwerkingtreding van de nieuwe wet, waardoor bijgevolg kan worden bepaald welke regeling van toepassing is op de uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding.
Conform de vroegere wet heeft de partij die de echtscheiding heeft verkregen, zelfs in geval van fout, recht op uitkering. Wanneer de nieuwe wetgeving wordt toegepast op de partij die de echtscheiding heeft verkregen op tegenvordering, moet echter worden bewezen dat de verzoekende partij aan de oorsprong ligt van de onherstelbare ontwrichting. Toepassing van vroegere of nieuwe bepalingen heeft in de praktijk dus belangrijke gevolgen.
Het Hof doet nu uitspraak conform de tweede strekking door te stellen dat artikel 42, § 2, van de wet van 27 april 2007 in die zin kan worden geïnterpreteerd dat, wanneer een echtscheidingsprocedure werd ingesteld vóór de inwerkingtreding van die wet, de daarin vermelde vroegere bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing blijven op de volledige procedure, met inbegrip van de tegenvordering die werd ingesteld na de inwerkingtreding van de wet. Aangezien de situatie die ten grondslag ligt aan de vorderingen voor de rechter, dezelfde is - namelijk de ontwrichting van het huwelijk van twee echtgenoten die de echtscheiding wensen te verkrijgen -, kan niet verantwoord worden dat daarop twee regelingen worden toegepast die zowel vanuit het oogpunt van de voorwaarden tot verkrijging van de echtscheiding als vanuit dat van het verkrijgen van een uitkering tot levensonderhoud verschillend zijn.
Waar de verwijzende rechter zich had uitgesproken volgens de eerste strekking en dus de nieuwe wet toepaste, zegt het Hof voor recht dat volgens deze interpretatie artikel 42, § 2, van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt.