Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Wet continuïteit ondernemingen
Het hof van beroep in Bergen heeft zich uitgesproken over de voorwaarden op grond waarvan een verzoek tot gerechtelijke reorganisatie zoals ingevoerd bij wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van ondernemingen kan worden ingesteld.
De verwijzende rechter verwierp het verzoek tot opening van een gerechtelijke procedure om twee redenen:
- het ontbreken van de nodige stukken waaruit blijkt dat de continuïteit van de onderneming is bedreigd;
- het bestaan van een faillissementsprocedure waarbij er geen reden is om te oordelen dat een procedure tot gerechtelijke reorganisatie meer voordelen zou opleveren voor de schuldeisers dan een faillissementsprocedure.
Rolnummer: 2009/RQ/8
Met betrekking tot het ontbreken van de nodige stukken gevoegd aan het verzoekschrift oordeelt het hof van beroep dat artikel 17, § 2, 1° van de wet continuïteit ondernemingen geen vormvoorwaarden oplegt waaraan het verzoek moet beantwoorden. Het is voldoende dat uit de uiteenzetting van de feiten blijkt dat de continuïteit van de onderneming is bedreigd, hetgeen in casu wel duidelijk het geval is.
Het hof oordeelt bovendien dat een faillissementsprocedure een verzoek tot gerechtelijke reorganisatie niet in de weg staat en dat het geen wettelijke vereiste is om te bewijzen dat een faillissementsprocedure meer voordelen zou opleveren voor de schuldeisers dan een verzoek tot gerechtelijke reorganisatie. Artikel 23, laatste lid van de wet continuïteit ondernemingen bepaalt immers dat de staat van faillissement van de schuldenaar op zich niet uitsluit dat een procedure van gerechtelijke organisatie kan worden geopend of voortgezet. Artikel 24, § 2 van dezelfde wet bepaalt bovendien dat indien de voorwaarden van artikel 23 zijn vervuld (bedreiging van de continuïteit van de schuldenaar onmiddellijk of op termijn, het neerleggen van een verzoekschrift), een procedure tot gerechtelijke reorganisatie kan worden geopend.
Bijgevolg is de appreciatiebevoegdheid van de rechter slechts formeel en heeft deze, vanaf het ogenblik dat de voorwaarden van artikel 23 zijn vervuld, niet langer de keuze om al dan niet het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie in te willigen.
Op grond van deze overwegingen oordeelt het hof dat de voorwaarden tot het openen van een gerechtelijke reorganisatieprocedure zijn vervuld.