Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Beroepsgeheim van advocaten - openbaarheid van bestuur
De Beroepsinstantie, afdeling openbaarheid van bestuur, heeft geoordeeld dat het beroepsgeheim van advocaten primeert op de regels inzake openbaarheid van bestuur.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: onbekend
Conform het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur is elke instantie in principe verplicht aan eenieder die erom verzoekt inzage te geven in bestuursdocumenten, er uitleg over te verschaffen of er een afschrift van te bezorgen. De openbaarmaking kan slechts geweigerd worden op grond van de in de artikelen 11 t.e.m. 15 van het decreet bepaalde uitzonderingen.
In de voorliggende casus werd een digitaal afschrift van adviezen van een advocatenkantoor opgevraagd. De betrokken overheidsinstantie weigerde dit op grond van artikel 6, § 2, 2° van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. Volgens deze bepaling kan de vraag om inzage, uitleg of mededeling van een afschrift van een bestuursdocument afgewezen worden wanneer de openbaarmaking van het bestuursdocument afbreuk doet aan een bij wet ingestelde geheimhoudingsverplichting.
De Beroepsinstantie wijst er op dat artikel 458 Sw. de wettelijke verankering betreft van het beroepsgeheim voor advocaten.
Om haar besluit dat het beroepsgeheim van advocaten primeert op het principe van de openbaarheid van bestuur kracht bij te zetten, verwijst de Beroepsinstantie naar rechtspraak van de Raad van State, het Hof van Justitie en het Grondwettelijk Hof.
Zo oordeelde de Raad van State op 15 april 2010 dat de geheimhoudingsverplichting er op gericht is om het iedereen mogelijk te maken op de best mogelijke manier bijstand te krijgen van een advocaat, door de waarborg dat alles wat werd besproken vertrouwelijk blijft en niet ter kennis komt van derden. De Raad van State heeft in dat arrest de toepassing van artikel 6, § 2, 2° van de wet van 11 april 1994 bijgetreden.
Het Hof van Justitie gaf in haar arrest AM&S ook de voorrang aan de vertrouwelijkheid van briefwisseling tussen de advocaat en zijn cliënt op het recht van de Commissie om de overlegging te eisen van alle documenten die zij noodzakelijk acht om overtredingen op de verdragsbepalingen inzake mededinging op te sporen.
Tot slot oordeelde ook het Grondwettelijk Hof dat het beroepsgeheim van een advocaat niet moet wijken voor de noodzaak van toezicht op misbruiken van het stelsel van collectieve schuldenregeling, voor de handhaving van de absolute onpartijdigheid van de curator of voor de bestrijding van de witwasproblematiek.
Als besluit kan gesteld worden dat de vertrouwelijkheid waarvan een bestuursinstantie kan genieten in haar overleg met een advocaat, voorgaat op het beginsel van de openbaarheid van bestuur.