Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Beroepsgeheim van advocaten
Het Gerecht van Eerste Aanleg van de Europese Unie heeft zich in een arrest van 17 september 2007 uitgesproken over de draagwijdte van het beroepsgeheim van advocaten (“la protection de la confidentialité des communications entre avocats et clients”) dat werd ingeroepen naar aanleiding van een Europees mededingingsonderzoek.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: T-125/03 en T-253/03
De Europese Commissie voerde bij Akzo Nobel Chemicals Ltd en Akcros Chemicals Ltd een onderzoek naar mogelijke prijsafspraken. Naar aanleiding hiervan nam de Europese Commissie interne bedrijfsdocumenten in beslag. Akzo en Akcros verzetten zich hiertegen omdat die documenten volgens hen beschermd zijn door het beroepsgeheim van advocaten.
Het Gerecht van Eerste Aanleg herhaalt het standpunt van het Hof van Justitie ingenomen in de zaak AM & S/Commissie in 1982 (H.v.J. 18 mei 1982, nr. 155/79, http://eur-lex.europa.eu).
In de eerste plaats benadrukt het Gerecht het fundamentele belang van het beroepsgeheim van advocaten, dat tot doel heeft de rechten van verdediging te bewaren. De rechtzoekende moet immers onbelemmerd een advocaat kunnen raadplegen voor juridisch advies zonder te vrezen dat die laatste de toevertrouwde geheimen zal verspreiden. Daarnaast heeft het beroepsgeheim tot doel onherstelbare schade, ontstaan door de kennis van vertrouwelijke documenten, te vermijden.
Hoewel de Europese Commissie meende dat de documenten niet beschermd waren door het beroepsgeheim (in tegenstelling tot wat Akzo en Akcros beweerden), mocht de Europese Commissie volgens het Gerecht geenszins kennis nemen van de inhoud ervan. De onderneming moet eerst de mogelijkheid hebben om vooraf een rechterlijke uitspraak te bekomen over het al dan niet vertrouwelijk karakter van de documenten.
In de tweede plaats heeft het Gerecht van Eerste Aanleg zich gebogen over de vraag of interne documenten opgesteld door de directeur-generaal met het oog op het bekomen van juridisch advies, beschermd zijn door het beroepsgeheim.
Het Gerecht van Eerste Aanleg oordeelde dat, in het kader van de rechten van verdediging, interne voorbereidende documenten, zelfs al werden ze niet overgemaakt aan een advocaat of werden ze niet opgesteld om ze hem materieel te bezorgen, onder het beroepsgeheim vallen voor zover ze uitsluitend met het oog op het bekomen van juridisch advies werden opgesteld. Dat moet blijken uit de inhoud van de documenten of uit de context waarin ze werden voorbereid.
In casu bewezen Akzo en Akcros echter niet dat de documenten uitsluitend met het oog op het bekomen van juridisch advies van een advocaat werden opgesteld. De bewuste documenten werden dan ook niet beschermd door het beroepsgeheim.
Tot slot is de vraag gerezen of bedrijfsjuristen die tevens advocaat zijn zich kunnen beroepen op het beroepsgeheim.
Het Gerecht van Eerste Aanleg handhaaft haar stelling zoals geformuleerd in het arrest AM & S en oordeelde dat bedrijfsjuristen in ondergeschikt verband, zelfs wanneer ze advocaat zijn, geen beroepsgeheim kunnen inroepen tegen een onderzoeksinstantie.
We kunnen besluiten dat het Gerecht van Eerste Aanleg in dat arrest de krijtlijnen van “la protection de la confidentialité des communications entre avocats et clients” heeft weergegeven. Het belang van dat arrest moet dan ook worden onderstreept, zeker wat betreft de eerste overweging in het kader van de huiszoeking bij advocaten.
Het Gerecht reikt argumenten aan die aansluiten bij het wetsontwerp houdende het Wetboek van strafprocesrecht (het zogenaamde wetsontwerp Franchimont II). Volgens artikel 173 van dit wetsontwerp moet een huiszoeking bij een persoon die krachtens artikel 458 Sw. gebonden is aan het beroepsgeheim (zoals advocaten), gebeuren in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van zijn beroepsorde (de stafhouder). Voor de onderzoeksrechter enig document leest, moet de vertegenwoordiger kennis nemen van het of de dossiers waarvoor de huiszoeking wordt verricht en ze selecteren, om te bepalen welke documenten onder het beroepsgeheim vallen en dus niet door de onderzoeksrechter mogen worden ingekeken. (Wetsontwerp houdende het Wetboek van strafprocesrecht, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 51/2138).
Procureur-generaal Liégeois van Antwerpen daarentegen zei in een interview in de Juristenkrant dat het een stap te ver gaat wanneer de stafhouder zelf zou kunnen beslissen welke dossiers ter beschikking gesteld mogen worden voor het gerechtelijk onderzoek. Hij meent dat die beslissing moet toekomen aan de onderzoeksrechter of de rechter. (Juristenkrant nr. 153 van 12 september 2007, p. 14-15 ). Uit het arrest blijkt dat niet de onderzoeksmagistraat doch hoogstens achteraf een onafhankelijke rechter kennis kan nemen van de stukken die gedekt zouden kunnen zijn door het beroepsgeheim. Indien de onderzoeker kennis neemt, zegt het Gerecht, is het kwaad al geschied en kan het moeilijk zoniet onmogelijk gerepareerd worden.
Het lot van het wetsontwerp Franchimont II, dat reeds door de Senaat werd goedgekeurd, is op heden onzeker.