Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Beroepsgeheim
In OrdeExpress nummer 11 van 15 juni 2006 kon u reeds lezen dat het Arbitragehof in haar arrest van 14 juni 2006 artikel 1675/8, 2de en 3de lid Ger. W., zoals vervangen door artikel 8 van de wet van 13 december 2005, op verzoek van de OVB en de OBFG heeft geschorst in zoverre het van toepassing is op advocaten.
Het Arbitragehof heeft bij arrest van 28 juli 2006 deze bepaling, in zoverre het van toepassing is op advocaten, vernietigd.
Het Hof oordeelt dat het nieuwe gewijzigde artikel 1675/8 Ger. W. de essentie van de vroegere bepaling overneemt, met name dat advocaten kunnen worden gelast inlichtingen te verstrekken die onder het beroepsgeheim vallen.
Merve Köse
Dominique Dombret
Rolnummer: 3937 en 3942
Het Hof overweegt vooreerst dat de nieuwe regeling zich ertoe beperkt de procedureregel over te nemen die bij artikel 878, 2de lid Ger. W. (overlegging van stukken door een derde) is voorgeschreven. Bovendien verzwaart zij de aantasting van het beroepsgeheim van de advocaat vermits zij afziet van de in artikel 877 Ger. W. bepaalde vereiste dat er 'gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens' moeten bestaan.
Verder wordt in de parlementaire voorbereiding nergens een verantwoording gegeven ter opheffing van het beroepsgeheim van de advocaat, die vergelijkbaar is met die van een noodtoestand of een waardenconflict. Het gegeven dat de bemiddelaar aanvullende inlichtingen moet inwinnen over de vermogenstoestand van de verzoeker, verandert niets aan de aantasting van het beroepsgeheim. Het kan de aantasting ervan niet verantwoorden.
Tot slot wordt er niet ingezien hoe de advocaat opmerkingen kan maken, en de (lokale) Orde advies kan uitbrengen aan de rechter, zonder dat door die opmerkingen of dat advies elementen vrij worden gegeven die onder het beroepsgeheim vallen.
Het Arbitragehof besluit dat het recht van de schuldeiser op transparantie van het vermogen van zijn schuldenaar in de procedure van collectieve schuldenregeling niet kan worden aangezien als een hogere waarde waarvoor het beroepsgeheim van de advocaat zou moeten wijken.