Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Begroting advocatenerelonen
In het kader van de marginale toetsing beoordeelde het hof van beroep te Brussel in zijn arrest van 11 juni 2012 een kosten- en ereloonstaat van een advocaat.
Rolnummer: onbekend
Het hof stelde vast dat noch het juiste voorwerp van de prestaties, noch de bepaling van het ereloon vooraf schriftelijk werd afgesproken. Evenmin werden eenheidsprijzen bepaald. Nadat het hof voorafgaand oordeelde dat de overeenkomst tussen een advocaat en een cliënt een aannemingsovereenkomst is, overwoog het dat partijen aldus een “aanneming in vrije rekening” hebben gesloten waarbij de aannemer de prijs te goeder trouw moet bepalen.
Bij aanneming kan de prijsbepaling nadien gebeuren bij wijze van partijbeslissing, dit wil zeggen wanneer aan één van de partijen in de overeenkomst de bevoegdheid wordt verleend om de inhoud van de rechten en plichten van de wederpartij nader te bepalen. De rechter heeft hier een marginaal toetsingsrecht.
De advocaat dient bij een partijbeslissing een passende en verantwoorde prijs te becijferen. Hiervoor verwijst het hof naar de criteria zoals bepaald in artikel 446ter Ger. W. Zo moet de advocaat zijn ereloon begroten “met de bescheidenheid die van zijn functie moet worden verwacht”. Tevens moet het ereloon met een “billijke gematigdheid” worden vastgesteld en kan het aanleiding geven tot vermindering met inachtneming van onder meer de belangrijkheid van de zaak en de aard van het werk. Daarnaast moet de advocaat bij het vaststellen van de prijs te goeder trouw handelen, met inachtneming van wat gebruikelijk en billijk is (artikel 1134-1135 BW).
Bij de begroting van het ereloon kan de advocaat rekening houden met onder meer de volgende criteria:
- het spoedeisend karakter van het dossier;
- de moeilijkheidsgraad van het dossier;
- het resultaat;
- de ervaring van de advocaat;
- de onderlegdheid van de advocaat in de behandelde materie;
- de bestede tijd;
- de financiële draagkracht van de cliënt.
Bij een “aanneming in vrije rekening” komt het de advocaat toe om een passend en verantwoord ereloon te “becijferen”. Deze becijfering, die bestaat in het verschaffen van de elementen die hebben geleid tot de uiteindelijke prijsvorming, is vereist opdat de cliënt zijn controlerecht op een redelijke wijze kan uitoefenen.
Het is gebruikelijk bij een “aanneming in vrije rekening” van kleinere opdrachten dat de aannemer, kort na het beëindigen van de werken, een afrekening opstelt ter controle door de opdrachtgever. Bij grotere opdrachten moet deze afrekening plaatsvinden op regelmatige tijdstippen.
Verder wijst het hof op de mogelijkheid van de raad van de Orde, van een scheidsgerecht of van het gerecht om het ereloon te verminderen. De rechterlijke toetsing is marginaal, wat betekent dat de rechter het ereloon slechts kan verminderen wanneer de rekening klaarblijkelijk overdreven is of wanneer de afrekening een abnormale prijs oplevert.
Tot slot wijst het hof op de deontologische plicht van de advocaat om zijn cliënt de nodige informatie te verschaffen over de wijze waarop de kosten en het ereloon zullen worden berekend. Voor zover als nuttig verwijst het hof hier ook naar de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen.
Na al deze juridische overwegingen ging het hof over tot een concrete toetsing en besloot het dat het ereloon in casu in billijkheid diende herleid te worden.