Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Arrest Grondwettelijk Hof over overgangsrecht bij verruimde minnelijke schikking
Op 31 mei 2018 velde het Grondwettelijk Hof een arrest waarin het duidelijkheid verschafte over de overgangsregeling bij de procedurele toepassing van de verruimde minnelijke schikking na de Wet van 5 februari 2016 (de zgn. Potpourri II-wet).
Merve Köse
Dominique Dombret
Rolnummer: 6618
Op 31 mei 2018 velde het Grondwettelijk Hof een arrest waarin het duidelijkheid verschafte over de overgangsregeling bij de procedurele toepassing van de verruimde minnelijke schikking na de Wet van 5 februari 2016 (de zgn. Potpourri II-wet).
Achtergrond
De minnelijke schikking in strafzaken onderging de laatste jaren verschillende wijzigingen. Voor het procedureel toepassingsgebied zorgde de Wet van 14 april 2011 houdende diverse bepalingen (BS 6 mei 2011) aanvankelijk voor een substantiële verruiming door de minnelijke schikking toe te laten “voor zover er nog geen vonnis of arrest is uitgesproken dat kracht van gewijsde heeft verkregen” (oud artikel 216bis, §2, lid 1 Sv.). Op grond van die bepaling leverden noch de onderzoeksfase, noch de procedure voor de bodemrechter, het hof van beroep en zelfs de procedure voor het Hof van Cassatie een beletsel voor het afsluiten van een minnelijke schikking. Niet iedereen kon die procedurele verruiming even goed smaken. Daarbij bestond vooral bezorgdheid over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht alsook de vrees dat de late mogelijkheid tot schikken het rechtsgevoel van de burger kon aantasten.
De wetgever bleek niet ongevoelig voor die argumenten en perkte het procedureel toepassingsgebied terug in met de Wet van 5 februari 2016 (de zgn. Potpourri II-wet). Die laat de minnelijke schikking procedureel gezien nog slechts toe “voor zover er nog geen eindvonnis of eindarrest is gewezen in strafzaken” (artikel 216bis, §2, lid 1 Sv.). Bijgevolg kan een minnelijke schikking thans doorheen de hele procedure worden afgesloten zolang er geen einduitspraak in eerste aanleg is gewezen. De toepassing in graad van beroep is dus uitgesloten, tenzij er sprake is van voorrecht van rechtsmacht of evocatie.
Gebrek aan overgangsmaatregelen
Het Grondwettelijk Hof kreeg de vraag voorgelegd of het gebrek aan overgangsregeling in deze niet op buitensporige wijze afbreuk doet aan het beginsel van de voorspelbaarheid van de rechtspleging. In casu hadden de partijen het proces-verbaal van minnelijke schikking ondertekend op 7 september 2015 en werd het laatste maandelijkse bedrag op 30 augustus 2016 betaald. In dat opzicht rees de vraag of een minnelijke schikking die de partijen waren overeengekomen vóór de inwerkingtreding van de Potpourri II-wet (dus vóór 29 februari 2016) nog door een hof van beroep kon worden bekrachtigd na de inwerkingtreding ervan.
Het Grondwettelijk Hof zag hierin geen graten en beantwoordde de prejudiciële vraag ontkennend.
De wet die het procedureel toepassingsgebied beperkt is een procedurewet is. Daarom is zij onmiddellijk van toepassing op de hangende rechtsgedingen. Het Hof verduidelijkte evenwel dat de wijziging enkel het stadium van de procedure betreft waarin de procureur des Konings zijn voorstel tot minnelijke schikking formuleert. Bijgevolg is het zo dat als de van kracht zijnde wetgeving ten tijde van het voorstellen en afsluiten van de minnelijke schikking de rechter in graad van beroep toeliet om een controle op de minnelijke schikking uit te voeren en haar zo nodig te bekrachtigen, de rechter die bevoegdheid behoudt, ook al wijzigt latere wetgeving de principes.