Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Arrest Grondwettelijk Hof elektronische procedure RvV
De OVB slaat haar slag in het vernietigingsberoep tegen de wijziging van de Vreemdelingenwet betreffende de elektronische procedure voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: 5853 en 5863
In arrest nr. 49/2015 van 30 april 2015 vernietigde het GwH gedeeltelijk de wijzigingen aan de Vreemdelingenwet betreffende de elektronische procedure voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV). Die wijzigingen hadden betrekking op het verplicht elektronisch verzenden van processtukken naar de RvV om de procedure te vereenvoudigen en te versnellen. Hierover zegt het GwH:
"De maatregelen die zijn bestemd om de procedure te versnellen en te vereenvoudigen, zijn evenwel enkel toelaatbaar op voorwaarde dat zij niet op onevenredige wijze afbreuk doen aan het recht van de verzoekers om de jurisdictionele waarborgen te genieten die het hun mogelijk maken hun grieven die uit de schending van hun rechten zijn afgeleid, in het kader van een daadwerkelijk rechtsmiddel door een rechter te laten onderzoeken." (B.12.1)
De OVB was verzoekende partij en stelde onder meer dat die vereiste afbreuk deed aan het recht op toegang tot de rechter. Bovendien zag de OVB een ongerechtvaardigde discriminatie tussen verzoekers die een procedure instellen voor de RvV naargelang zij al dan niet door een advocaat worden bijgestaan. Het GwH stelde dat het in ieder geval verantwoord is de overzending van een elektronische kopie van het verzoekschrift op te leggen in het kader van het doel van de wetswijziging, zijnde de vereenvoudiging van de werking van de RvV. Dat die verplichting enkel wordt opgelegd aan rechtzoekenden die zich laten bijstaan door een advocaat, acht het GwH in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel:
"In zijn hoedanigheid van helper van het gerecht is de advocaat een beroepsbeoefenaar ten aanzien van wie de wetgever kan vermoeden dat hij een elektronisch adres voor beroepsdoeleinden bezit, alsook het gepaste informaticamateriaal om gemakkelijk te beschikken over een elektronisch afschrift van het verzoekschrift, in de hypothese dat hij zijn verzoekschrift niet rechtstreeks op elektronische wijze zou hebben opgesteld. De specifieke opdracht van vertegenwoordiging in rechte van een advocaat, alsook zijn deontologische en beroepsmatige verplichtingen kunnen verantwoorden dat van hem wordt geëist dat hij een elektronisch afschrift van procedurestukken overzendt in het kader van de bijstand die hij aan zijn cliënt verleent." (B.13.2)
Bovendien bestaat er een regularisatiemogelijkheid die een partij in staat stelt de ontstentenis van de elektronisch overzending te herstellen:
"...de verzoekende partij beschikt over de mogelijkheid om haar eventuele vergetelheid te regulariseren binnen acht dagen na ontvangst van het schrijven waarin de hoofdgriffier haar verzoekt haar verzoekschrift te regulariseren, waarbij de reden van de niet-inschrijving op de rol wordt gepreciseerd. Rekening houdend met die regularisatiemogelijkheid, binnen een redelijke termijn ten opzichte van de in het geding zijnde vereiste, belemmert die maatregel niet op onverantwoorde of onevenredige wijze de uitoefening van het annulatieberoep voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen door de elektronische verzending van een afschrift van het verzoekschrift op te leggen aan de door een advocaat bijgestane verzoekers." (B.14)
Het GwH vernietigde wel de bepaling die de verzending oplegt van een elektronische kopie van de synthesememoriezonder te voorzien in een regularisatiemogelijkheid. De OVB had die bepaling eveneens aangevochten en slaat hier dus haar slag. Het Hof oordeelt dat de gevolgen van de bepaling onevenredig zijn:
"Hoewel het doel dat erin bestaat het werk van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen te vereenvoudigen en te versnellen, kan verantwoorden dat de door een advocaat bijgestane verzoeker wordt verzocht een elektronisch afschrift van zijn synthesememorie mee te delen, is het evenwel niet evenredig om het niet overzenden van een elektronisch afschrift van die memorie gepaard te doen gaan met een sanctie van niet-ontvankelijkheid, zonder te voorzien in enige regularisatiemogelijkheid, terwijl de synthesememorie aangetekend zou zijn overgezonden binnen de opgelegde termijn en overeenkomstig de verschillende voorwaarden opgelegd in artikel 39/81 van de wet van 15 december 1980, waaraan in B.20 wordt herinnerd. De bestreden bepalingen hebben dus onevenredige gevolgen, niet in zoverre zij voorzien in de sanctie van niet-ontvankelijkheid van de synthesememorie, maar in zoverre zij geen enkele regularisatiemogelijkheid invoeren voor het niet overzenden van een elektronisch afschrift van die memorie." (B.21.4)
Een en ander moet worden gezien in het kader van eerdere rechtspraak van het GwH die het belang van de synthesememorie als processtuk benadrukte (GwH nr. 88/2012, 12 juli 2012).
Het GwH handhaafde uit rechtszekerheidsoverwegingen evenwel de gevolgen van die laatste bepaling voor de procedures die zijn ingesteld of nog worden ingesteld tot de inwerkingtreding van een nieuwe bepaling en uiterlijk tot 31 december 2015.
Met betrekking tot de elektronische procedure voor de RvV kan de OVB nog melden dat het auditoraat bij de Raad van State de argumenten van de OVB in het annulatieberoep tegen het KB van 26 januari 2014 tot wijziging van het KB van 21 december 2006 houdende de rechtspleging voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen grotendeels volgt. Zo acht hij overzending van processtukken via e-mail onveilig.