Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Afstamming
Het Grondwettelijk Hof sprak zich op 3 mei 2012 uit over de grondwettigheid van art. 332quinquies, § 2, eerste lid BW. Deze bepaling gaat over het verzet van het minderjarige niet-ontvoogde kind ouder dan twaalf jaar en van de ouder wiens afstammingsband reeds vast staat, tegen het gerechtelijk onderzoek naar het moeder- of vaderschap.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: 5296
De rechtbank kan in die gevallen de vordering afwijzen indien het kind één jaar oud is bij de indiening van de vordering en de vaststelling van de afstamming kennelijk strijdig is met de belangen van het kind. Is het kind jonger dan één jaar, dan wordt de afstamming vastgesteld zonder toets aan het belang van het kind. Art. 318, § 5 BW (vordering tot betwisting van het vaderschap door de beweerde biologische vader) verwijst naar deze bepaling.
Het Hof stelde een schending vast van de artikelen 10, 11 en 22bis, vierde lid (belang van het kind) Gw. Dit in zoverre art. 332quinquies, § 2, eerste lid BW aan de rechter bij wie een vordering op grond van artikel 318, § 5 BW aanhangig is gemaakt, gedurende het eerste levensjaar van een kind, door een man die beweert de biologische vader te zijn van dat kind, niet ertoe in staat stelt controle uit te oefenen op het belang van het kind bij de vaststelling van de afstamming.
Het Hof stelt dat de leeftijd van één jaar wel een objectief criterium is, maar dat dit niet pertinent is ten aanzien van de in het geding zijnde maatregel. “Niets kan verantwoorden dat de rechter bij wie een verzoek tot vaststelling van vaderschap aanhangig is gemaakt op het ogenblik dat het kind één jaar of ouder is, het belang van het kind in aanmerking neemt, terwijl hij daarmee geen rekening zou kunnen houden wanneer de vordering aanhangig is gemaakt op het ogenblik dat het kind jonger is dan één jaar.” Bovendien doet de maatregel op onevenredige wijze afbreuk aan de rechten van de betrokken kinderen. Er wordt immers geen rekening gehouden met het belang van het kind (art. 3.1 VRK en art. 22bis Gw.) bij de vaststelling van zijn afstamming langs vaderszijde wanneer de vordering aanhangig wordt gemaakt op het ogenblik dat het kind jonger is dan één jaar.