Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Advocaat - onafhankelijkheid
Door de voorzitter van de Poolse dienst communicatie en door de Poolse Republiek werden twee voorzieningen ingesteld met de vraag tot vernietiging van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (=HvJ) (Prezes Urzedu Komunikacji Elektronicznej / Commission, aff. T-226/10). Het HvJ interpreteerde op 6 september 2012 artikel 19 van zijn statuten en, meer in het bijzonder, de hoedanigheid van de advocaat die partijen voor deze rechtsinstantie vertegenwoordigt (PUKE, aff. C-422/11 P et C-423/11P).
Rolnummer: C-422/11P en 423/11P
In mei 2012 heeft de voorzitter van de Poolse communicatiedienst een beroep ingesteld tot vernietiging van een beslissing van de Europese Commissie. Dit verzoek werd ingediend door twee raadsmannen die volgens de verzoeker met de communicatiedienst waren verbonden door een arbeidscontract. Zij had ook gepreciseerd dat in Polen de juridische raadgever bevoegd is om voor de rechtbank te verschijnen, dat de twee raadslieden een zekere autonomie behielden en dat zij met de voorzitter van de dienst bij het indienen van het verzoek, geen directe hiërarchische band hadden. Het HvJ had dit verzoek onontvankelijk verklaard met als motivering dat de arbeidsbetrekking tussen de twee raadsmannen en de dienst niet verenigbaar was met de vertegenwoordiging van de verzoeker. Het HvJ herinnert er aan dat binnen het rechtsbestel van de Unie de rol van de advocaat, die voortvloeit uit de gemeenschappelijke tradities van de lidstaten en waarop artikel 19 van het statuut van het Hof gebaseerd is, die is van een medewerker van het gerecht die wordt gevraagd om - in alle onafhankelijkheid en in het belang van de cliënt - de juridische bijstand te verschaffen waaraan de cliënt nood heeft.
De eis van onafhankelijkheid van de advocaat impliceert de afwezigheid van elke arbeidsbetrekking tussen hem en zijn cliënt. Deze redenering is eveneens toepasselijk in de situatie waarin advocaten zijn tewerkgesteld door een entiteit die is verbonden met de partij die zij vertegenwoordigen. Overigens, de argumenten waarmee de eisers willen aantonen dat een advocaat die door de cliënt die hij vertegenwoordigt,, is tewerkgesteld, eenzelfde graad van onafhankelijkheid heeft als een advocaat die zijn functie als zelfstandige uitoefent, zijn niet pertinent.
Het Hof preciseert ook dat de voorwaarde opgenomen in artikel 19 van het statuut noodzakelijk maar niet voldoende is. Die voorwaarde stelt dat enkel een advocaat bevoegd om op te treden voor een rechtsmacht van een lidstaat, een partij voor het HvJ kan vertegenwoordigen. De voorwaarde is onvoldoende omdat hierdoor elke advocaat die op deze wijze gemachtigd is, automatisch zou zijn toegelaten om op te treden voor de rechtscolleges van de Unie.
Het Hof verwerpt bijgevolg de voorziening.