Zedenzaken achter gesloten deuren: hof van assisen van Antwerpen op dezelfde lijn als de OVB

Een rechtbank of het hof heeft de latitude om, rekening houdend met de bijzonderheden van de zaak en de belangen van de burgerlijke partij of de beklaagde, te beoordelen of een zaak achter gesloten deuren zal verlopen en of er zo dus afgeweken moet worden van het beginsel van de openbaarheid.

De OVB staat achter de beslissing van het Antwerpse assisenhof. De zaak over de verkrachting en moord op Julie Van Espen is namelijk een bijzondere gevoelige zaak waar de integriteit en waardigheid van de burgerlijke partij terecht beschermd wordt. Het getuigt van respect dat zowel het openbaar ministerie als de beschuldigde zich ook aansloten bij dit standpunt.

De OVB wil van deze gelegenheid wel gebruik maken om haar eerdere standpunt rond het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 190 van het Wetboek van Strafvordering opnieuw onder de aandacht te brengen. Het wetsvoorstel beoogt een omkering van de regel en wil ervoor zorgen dat gevoelige zaken met zekerheid achter gesloten deuren zouden doorgaan.

Zoals destijds al aangetoond, en zoals het hof het gisteren besloot, toont de praktijk aan dat een rechter nu al bijna altijd ingaat op het verzoek van de burgerlijke partij. De facto wordt er dus reeds tegemoetgekomen aan de onderliggende doelstelling van het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 190 Sv. en de OVB ziet geen meerwaarde om principieel aan het beginsel van de openbaarheid van zittingen te tornen.

Wel wijst de OVB erop dat advocaten hun cliënt altijd op de hoogte moeten brengen van deze mogelijkheid.