Ga verder naar de inhoud

OVB gehoord door Commissie Mi­gra­tie­wet­boek

dinsdag 13 juli 2021

Op 2 juli 2021 werd de OVB gehoord door de Commissie Migratiewetboek. De commissie houdt momenteel een ruimte bevraging. Ze wil de sterktes en de zwaktes van de huidige geldende federale verblijfs- en opvangregelgeving bepalen. Daarnaast zoekt ze naar verbeterpunten die zorgen voor een meer efficiënte toepassing ervan.

Lees hier onze standpunten.

Laurence Lambert

Jurist studiedienst
Laurence Lambert

Deel dit artikel

‘Quick Wins’

Naast het invullen van de uitgebreide vragenlijst van de Commissie Migratiewetboek, heeft de OVB eveneens een nota opgesteld met enkele voorstellen tot wijziging van de huidige Vreemdelingenwet. Die nota werd ook overgemaakt aan het kabinet van staatssecretaris Mahdi. Mr. Luc Denys gaf duiding bij een aantal van deze voorstellen tot wijziging, die volgens ons snel kunnen worden doorgevoerd.

We stellen onder andere voor om in artikel 10 en artikel 40bis van de Vreemdelingenwet niet langer een onderscheid te maken tussen echtgenoten en partners. Dergelijk onderscheid lijkt ons immers niet meer verantwoord aangezien de ambtenaar van de burgerlijke stand, dankzij de invoering van artikel 1476bis BW, nu in beide gevallen misbruik kan voorkomen.

Een ander heikel punt is volgens ons artikel 10ter en artikel 12bis. De Gezinsherenigingsrichtlijn (RL 2003/86/EG ) bepaalt immers dat de termijn van 9 maanden begint op de datum waarop de aanvraag is ingediend, en niet vanaf de melding van ontvangst van de aanvraag door de lidstaat. De huidige Vreemdelingenwet is dan ook in strijd met deze richtlijn aangezien zij bepaalt dat de aanvraag slechts wordt geacht ingediend te zijn indien het dossier volledig is. Bijgevolg kan ook een onvolledig dossier geldig ingediend worden.

Volgens paragraaf 2, vierde lid van artikel 10ter moet bij gebreke van een tijdige beslissing het verblijf automatisch toegekend worden. Het Hof van Justitie heeft evenwel beslist (20 november 2019, C-706/18, X/België) dat in geval van termijnoverschrijding geen automatische sanctie mag toegepast worden (zoals de toekenning van het recht op verblijf), zonder eerst te onderzoeken of de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden voor een recht op verblijf op grond van gezinshereniging. De automatische sanctie in het intern recht is bijgevolg strijdig met het Unierecht. Ten gevolge van dit arrest past de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) ze ook niet meer toe. Volgens de OVB zijn er in dit geval twee oplossingen mogelijk:

  • Men zou kunnen bepalen dat dat bij gebreke van een tijdige beslissing de vreemdeling een beroep kan indienen bij de RvV. Dat heeft als gevolg dat de Raad in volle rechtsmacht moet beslissen, vermits bij gebreke van beslissing van het bestuur (dat onbevoegd wordt na verstrijken van de termijn) de rechter moet bepalen of de vreemdeling al dan niet recht op verblijf heeft. Die bevoegdheid in volle rechtsmacht heeft als nadeel dat dit haaks staat op de huidige annulatiebevoegdheid zoals bepaald in artikel 39/2, § 2 van de Vreemdelingenwet.
  • Een andere mogelijkheid bestaat erin te bepalen dat bij gebrek aan een tijdige beslissing de aanvraag tot verblijf niet meer geweigerd kan worden omwille van het niet-voldoen aan de voorwaarde van de bestaansmiddelen. Het bezitten van voldoende bestaansmiddelen is in de Gezinsherenigingsrichtlijn immers een facultatieve voorwaarde die door de lidstaat bijgevolg niet verplicht moet worden omgezet.

Volgens artikel 13 van de huidige Vreemdelingenwet kan een machtiging tot verblijf van beperkte duur elk jaar verlengd worden zonder dat bepaald wordt wanneer een verblijf van onbeperkte duur wordt toegekend. De OVB meent dat de rechtszekerheid gebiedt dat na 5 jaar de vreemdeling recht heeft op een verblijf van onbeperkte duur, vermits de vreemdeling gedurende die periode aangetoond heeft de voorwaarden gesteld voor zijn verblijf, en voor de verlenging ervan, na te leven. Dat komt niet alleen de rechtszekerheid ten goede maar zou bovendien de werklast van DVZ verminderen.

Artikel 39/57 vermeldt de termijnen om beroep in te dienen bij de RvV. Volgens ons is die regeling nodeloos ingewikkeld. Bovendien is een termijn van 5 dagen te kort. Daarom stellen we voor om terug te grijpen naar het systeem bepaald bij de wet van 15 september 2006: in beginsel bedraagt de termijn 30 dagen, behalve wanneer de vreemdeling van zijn vrijheid is beroofd. In dat laatste geval bedraagt de termijn 15 dagen.

Verder wil de OVB dat het regime dat van toepassing is op de familieleden van Belgen, gelijk wordt geschakeld met dat van de familieleden Unieburgers.

Tot slot, vinden we dat de raadkamer, bij de procedure zoals vermeld in artikel 72 van de Vreemdelingenwet, zou moeten kunnen beslissen over de wettigheid én de opportuniteit van een administratieve aanhouding. Bovendien zou de raadkamer de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis moeten toepassen en niet langer de wet van 20 april 1874.

De vragenlijst

In de uitgebreide vragenlijst, opgesteld door de Commissie Migratiewetboek, pleit de OVB onder andere voor de uitbreiding van de bevoegdheid in volle rechtsmacht (ex nunc) voor de RvV.

Na het toelichten van de nota’s, maakten de leden van de Commissie Migratiewetboek van de gelegenheid gebruik enkele vragen te stellen. Zo verduidelijken we dat er eventueel gradaties mogelijk zijn voor de volle rechtsmacht van de RvV en dat de mogelijkheid moet onderzocht worden om ‘case managers’ aan te stellen die een dossier van begin tot eind nauwgezet opvolgen en in begeleiding voorzien.

We hameren nogmaals op het belang van een gehoor ‘in levende lijve’ bij DVZ, net zoals bij het CGVS, en de noodzaak om een statuut toe te kennen aan mensen die, om redenen naast de artikelen 48/4 en 48/3 van de Vreemdelingenwet, niet verwijderd kunnen worden (bv. gevaar voor genitale verminking, …). Ook moet volgens ons steeds rekening worden gehouden met het hoger belang van het kind, dat bovendien minstens moet beantwoorden aan de definitie van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind.

Commissie Mi­gra­tie­wet­boek

Mr. Luc Denys en stafhouder Kati Verstrepen lichtten, namens de OVB-commissie vreemdelingenrecht, de standpunten van de OVB toe tijdens een gesprek met de voltallige commissie op vrijdag 2 juli 2021.

De Commissie Migratiewetboek werd samengesteld door staatssecretaris voor Asiel en Migratie Sammy Mahdi en werkt aan een herziening van de Vreemdelingenwet van 15 december 1980, de Opvangwet van 12 januari 2007 en de uitvoeringsbepalingen om te komen tot een Migratiewetboek.

Ook interessant

Vreemdelingenrecht
woensdag 08 mei 2024

Nieuw aanklampend terugkeerbeleid goedgekeurd door Kamer

Op donderdag 2 mei 2024 keurde de Kamer het wetsontwerp van staatssecretaris voor Asiel en Migratie Nicole de Moor goed, dat een aanklampend terugkeerbeleid moet invoeren.

Meer lezen
Vreemdelingenrecht
donderdag 02 mei 2024

Voortaan D-visum met oog op huwelijk of wettelijke samenwoonst

Sinds 15 januari 2024 moet de feitelijke partner van een Belg of derdelander met verblijfsrecht in België een D-visum aanvragen met het oog op het afsluiten van een huwelijk of wettelijke samenwoning in België als het oogmerk daarna gezinshereniging in België is. Men kan daarvoor dus geen C-visum meer vragen.

Meer lezen