Ga verder naar de inhoud

Meer flexi­bi­li­teit bij organisatie van openbare te­recht­zit­tin­gen Raad van State

woensdag 05 mei 2021

Op 3 mei 2021 verscheen in het Staatsblad een KB dat het algemeen procedurereglement van de Raad van State aanvult met een structurele regeling om zaken af te handelen zonder openbare terechtzitting. Naast de bestaande mogelijkheid voor de partijen om onder bepaalde voorwaarden gezamenlijk te beslissen dat er geen openbare terechtzitting nodig is, kan nu ook de kamer dat aan hen voorstellen indien het auditoraat daar geen bezwaren tegen heeft.

"We hadden daarover overleg met het kabinet van minister Verlinden en zijn blij dat dat de partijen de sleutel in handen houden", zegt bestuurder Bram Vandromme.

Ben Claes

Jurist studiedienst
Ben Claes

Deel dit artikel

Nieuwe regeling openbare te­recht­zit­ting

Volgens artikel 26, §1 van het algemeen procedurereglement van de Raad van State kunnen de partijen onder bepaalde voorwaarden in een gezamenlijke verklaring beslissen dat de zaak niet op een terechtzitting moet worden behandeld. Sinds de invoering van die regeling in 2007 zou er vrijwel geen gebruik van zijn gemaakt.

Volgens het verslag aan de Koning drong een aangepaste regeling zich op door de coronapandemie. Die toont aan dat de Raad over een middel moet beschikken om fysieke zittingen zoveel mogelijk te vermijden zonder de continuïteit van de dienstverlening in het gedrang te brengen en de achterstand te doen oplopen. Meer algemeen acht de regering het een maatschappelijke verspilling om zittingen te organiseren in zaken waarin zowel de rechters als de partijen het erover eens zijn dat alle argumenten in de geschriften zijn uiteengezet en geen mondelinge herhaling of toelichting behoeven.

Het KB van 26 april 2021 'tot wijziging van de artikelen 26 en 84/1 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State’ vult artikel 26 daarom nu aan met een nieuwe paragraaf die een structurele regeling bevat om zaken af te handelen zonder openbare terechtzitting.

Nu kan ook de kamer bij beschikking aan de partijen voorstellen om de zaak niet op een terechtzitting te behandelen, tenminste indien het auditoraat zich daar niet tegen verzet. Indien geen enkele partij binnen een termijn van vijftien dagen een verzoek heeft ingediend om alsnog een terechtzitting te organiseren, dan wordt de zaak in beraad genomen op de dag die in de beschikking wordt bepaald. Anders worden de partijen alsnog gehoord. De partijen houden dus de sleutel in handen.

Verder kan de kamer ambtshalve, of op verzoek van van het auditoraat of één van de partijen, beslissen toch een terechtzitting te organiseren wanneer een nieuw en relevant gegeven een tegensprekelijk mondeling debat verantwoordt.

Ook artikel 84/1 van het algemeen procedurereglement over de rechtsplegingsvergoeding wordt aan de nieuwe regeling aangepast. Elk processtuk of elke vereffeningsnota die het bedrag van de gevraagde rechtsplegingsvergoeding wijzigt, moet ten laatste vijf dagen voor de zitting, dan wel voor het verstrijken van de bovenstaande termijn van vijftien dagen worden ingediend. Dit is niet mogelijk in geval van een vordering tot schorsing of tot voorlopige maatregel, ingediend bij uiterst dringende noodzakelijkheid.

Tussenkomst OVB

De OVB werd vooraf aan de wijzigingen om advies gevraagd en de commissie publiek recht boog zich over het ontwerp. De OVB bezorgde haar standpunt aan minister Verlinden en er werd ook een overleg georganiseerd over de voorgenomen wijziging.

"Wij hebben beklemtoond dat openbare terechtzittingen de norm moeten blijven. Er mocht geen hellend vlak worden gecreëerd om steevast over te schakelen naar schriftelijke behandeling, ook na de coronacrisis. We zijn daarom verheugd dat de partijen de sleutel in handen houden.", zo stelt bestuurder Bram Vandromme, ook voorzitter van de commissie publiek recht.

Wel zou het in beraad nemen van een zaak zonder openbare terechtzitting volgens ons weinig impact hebben op het wegwerken van bestaande achterstand, omdat die zich in hoofdzaak situeert bij het auditoraat. Die achterstand wordt wel stap voor stap wegwerkt.

Tot slot vonden we dat meer moest worden ingezet op een meer zinvolle invulling van openbare terechtzittingen. Zo had een reeds bestaande praktijk bij de Raad van State, waarbij de voorzitter via de griffie vragen over een zaak aan de partijen overmaakt, procedureel verankerd kunnen worden.

Download hier het Koninklijk Besluit