Ga verder naar de inhoud

Her­vor­mings­plan­nen van minister van Justitie voor beroep van advocaat

vrijdag 02 december 2022

De minister van Justitie heeft contact opgenomen met de beide communautaire Ordes over de hervormingsplannen die hij heeft voor de advocatuur. Die hervormingsplannen draaien rond 4 thema’s: toezicht en tucht; organisatie van de Orde; ondernemerschap en onafhankelijkheid; en stage.

Voorzitter Peter Callens neemt u mee doorheen de belangrijkste aspecten daarvan.

Peter Callens

Voorzitter Orde van Vlaamse Balies
Portret voorzitter Peter Callens

Deel dit artikel

De minister van Justitie heeft contact opgenomen met de beide communautaire Ordes over de hervormingsplannen die hij heeft met betrekking tot de advocatuur. Na het notariaat, de gerechtsdeurwaarders en de bedrijfsjuristen heeft hij ook ideeën over wat er met de balie zou moeten gebeuren.

De minister heeft opdracht gegeven aan mr. Bram Vandromme, gewezen bestuurder van de OVB, om hem te adviseren en ‘prioritaire voorstellen voor de modernisering [van de] advocatuur’ te formuleren.

Op 24 november 2022 heeft er over die ‘prioritaire voorstellen’ een gesprek plaatsgevonden op het kabinet Justitie. De minister zelf was daarop niet aanwezig, maar van de zijde van het kabinet waren aanwezig mevrouw Lotte Hendrickx (vicekabinetschef) en de heren Bert Verhaeghe (adviseur) en mr. Bram Vandromme (onafhankelijk adviseur). De OVB werd vertegenwoordigd door bestuurder Jan Meerts en uw dienaar. De OBFG (Avocats.be) was aanwezig met haar voorzitter mr. Pierre Sculier, haar ondervoorzitter mr. Stéphane Gothot, bestuurder mr. Michel Ghislain en mevrouw Laurence Evrard, hoofd van de studiedienst.

De hervormingsplannen van de minister zijn in grote mate geïnspireerd door het zeer omstandige rapport dat toenmalig minister van Justitie Koen Geens liet opstellen door mr. Patrick Hofströssler en mr. Patrick Henry. Dat rapport verscheen in februari 2018 onder de titel ‘De toekomst van het advocatenberoep’. Er zijn echter ook verschilpunten. Voorts is er een keuze gemaakt onder de voorstellen van dat rapport en zijn bepaalde voorstellen niet overgenomen.

De hervormingsplannen die nu voorgesteld worden, draaien rond 4 thema’s:

  1. toezicht en tucht
  2. organisatie van de Orde
  3. ondernemerschap en onafhankelijkheid
  4. stage

1. Toezicht en tucht

Onder de noemer ‘toezicht en tucht’ komt er in de eerste plaats een reparatie en vernieuwing van de tuchtprocedure – een vraag die bij de balie al langer leeft en waarvoor de OVB samen met de OBFG de laatste hand legt aan een voorstel voor wijziging van het Gerechtelijk Wetboek. Daarnaast is er een voorstel om een tableau van advocatenvennootschappen te creëren, in lijn met het rapport van 2018. Ten slotte wordt voorgesteld het al bestaande College van Toezicht, dat jaarlijks rapporteert over de tucht, wettelijk te verankeren.

2. Organisatie van het beroep

Voor wat de organisatie van het beroep betreft, stelt de minister voor dat de mandaten binnen de Ordes verlengd zouden worden tot 3, 4 of 5 jaar. Ook stelt het voorstel dat de mandaten niet cumuleerbaar worden. Dat zou bijdragen tot een grotere stabiliteit binnen de Orde, zo luidt het.

Fundamenteler is het voorstel om alle plaatselijke balies te laten fuseren tot twee communautaire Ordes, eveneens in lijn met één van de voorstellen van het rapport van 2018. Er zouden lokaal wel nog ‘afdelingsbalies’ bestaan, maar het is onduidelijk in dit stadium hoe dat precies moet werken. Het behoeft weinig betoog dat dit een bijzonder controversieel voorstel is, dat op weerstand zal stuiten in het Noorden, maar zeker ook in het Zuiden van het land. Naar mijn persoonlijke mening is het voor die discussie zeer relevant te weten of Justitie federale materie blijft, dan wel of er – zoals sommigen verdedigen – tot defederalisering overgegaan wordt, en of dat dan langs communautaire of langs regionale lijnen zal verlopen.

Vervolgens wordt er een hervorming van de tweedelijnsbijstand in het vooruitzicht gesteld. Het gaat hier dan, volgens mijn begrip, over de financiering ervan en de gesprekken daarrond zijn al ver gevorderd.

3. On­der­ne­mer­schap en de on­af­han­ke­lijk­heid

Met betrekking tot het ondernemerschap en de onafhankelijkheid stelt de minister in eerste instantie voor om een bediendenstatuut mogelijk te maken voor advocaten, ten minste voor zover de werkgever ook advocaat is.

Tevens wordt voorgesteld om de partijbeslissing inzake het bepalen van erelonen af te schaffen en het criterium van billijke gematigdheid te laten verdwijnen; men wil dus evolueren naar een zuiver contractueel kader.

Daarnaast wil de minister het aantal onverenigbaarheden reduceren, en meer bepaald het verbod op handel en nijverheid schrappen uit artikel 437 van het Gerechtelijk Wetboek. Het zou dan de Ordes toekomen om te reglementeren over eventuele onverenigbaarheden met het beroep. Samenwerking met andere beroepsgroepen zou wettelijk toegelaten worden, mits de onafhankelijkheid en het beroepsgeheim van de advocaat gewaarborgd blijven.

4. Stage

Voor wat ten slotte de stage betreft, stelt de minister voor om die pas te laten aanvangen na het vervullen van een bijkomende opleiding van zes maanden of een jaar, door middel van een samenwerking met de universiteiten. Dat is een materie die de OVB al een paar maanden aan het bestuderen is en goede vordering maakt, maar die een stuk complexer is dan het lijkt – al was het maar omdat onderwijs geen federale materie is, en samenwerking met de universiteiten niet iets is waarover de wetgever kan beslissen. De bijkomende opleiding leidt dan tot een verkorting van de stage zelf.

Tot slot volgt dan het wellicht meest controversiële voorstel, dat erin bestaat voor stagiairs het afsluiten van een arbeidsovereenkomst verplicht te stellen. Dat zou dan kunnen gekoppeld worden aan bijkomende verplichtingen voor de advocaat-werkgever inzake de betaling van de baliebijdragen en het volgen van een opleiding voor stagemeesters. Het is evident dat de gevolgen van die verplichtingen, als zij zouden worden ingevoerd, bijzonder verstrekkend zijn – niet alleen juridisch, maar ook socio-economisch, en geenszins beperkt zijn tot de stage zelf. Om maar één voorbeeld te geven, men zal zich moeten afvragen welk arbeidsrechtelijk statuut een stagiair zal kunnen aannemen als hij of zij aan het kantoor van de stagemeester verbonden blijft na het einde van de stage en gelijkaardig werk blijft verrichten.

En verder

Over al die voorstellen zal de algemene vergadering zich buigen op haar bijeenkomsten in december en februari.

Aan de algemene vergadering zal ook de vraag gesteld worden welk standpunt wij innemen ten aanzien van voorstellen uit het rapport 2018 die niet in de startnota van de minister staan. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de advocaat-afhandelaar van schade, de uitvoerbare advocatenakte of de invoering van de rechter van het geheim.

Het kabinet Justitie heeft ons duidelijk gemaakt dat de balie gehoord wordt en zelf ook voorstellen kan formuleren.

Uiteraard houden wij voeling met de OBFG (Avocats.be) in de hoop dat wij met één stem zullen kunnen spreken namens de advocatuur. Mijn contacten met voorzitter Sculier beloven intensief te zijn.

Wordt dus vervolgd.